Een heel groot deel van Nederland ligt lager dan de zee. Duinen en dijken houden het zeewater tegen... Duinen zijn door de wind opgeblazen zandheuvels. Dijken zijn door de mens gemaakte heuvels. Zonder duinen en dijken zou een groot deel van West Nederland onder water staan.
In dit lage land wonen veel mensen. Ook in de provincie Zeeland. Ze wonen in een van de vele kleine dorpen....of in de grote steden.
Naast dorpen, wegen en steden vind je in Zeeland ook veel akkers en weilanden. De kleigrond is hier erg vruchtbaar. Voor boeren dus een interessant gebied om gewassen op te verbouwen.
De eerste bewoners van Zeeland gingen op drooggevallen eilanden wonen. Hier waren ze veilig voor stijgend water en overstromingen.
Maar niet veilig genoeg. Soms steeg het water zo hoog dat hun leefgebied in gevaar kwam. Daarom legden ze dijken rondom het eiland om het water buiten te houden.
Vroeger bestond Zeeland uit veel grote en kleine eilanden. Sommige waren omringd door stevige dijken, en daarbuiten lag de zee. Op plekken, net buiten de dijken, liet de zee bij eb vruchtbare klei achter. Laag na laag. Het gebied buiten de dijken werd steeds hoger en kwam in de loop van de tijd droog te liggen. De mensen wilden ook dit nieuwe land gaan gebruiken. Ze wilden er hun vee op laten grazen, er akkers aanleggen en er gaan wonen. Om dat te kunnen doen werd ook dit nieuwe land omdijkt. De eilanden werden met elkaar verbonden. Ze werden steeds groter. Nu zijn de eilanden in Zeeland heel groot. Sommigen zijn zelfs geen eiland meer, ze zijn aan het land vastgezet.
In het Zeeuwse landschap zie je nog steeds allemaal kleine dijkjes. Met daar tussenin vruchtbare klei in de bodem.
Vroeger was hier de zee. Nu is het polder. Land afgenomen van de zee...