Het is wel veel werk, he Pip, dit opruimen. Nou, he. Ruim jij dat dekentje op? Ja, leg jij dan de boeken in de kist? M-hm. O, hallo. Hoi, Woezel en Pip. Hallo. Hoi. Wie bent u? Ik ben Humberto Tan. Hoi, Humberto Tan. Hallo. Wat komt u doen? Nou, ik wil jullie eigenlijk een verhaal vertellen. Een verhaal? Ik ben een verhalenverzamelaar. Wauw! Wat is dat? Wat ik doe is: Ik luister naar mensen. Die zitten aan een grote tafel en die vertellen bijzondere verhalen. En jullie zijn bijzonder. Daarom wil ik een verhaal voorlezen. Wij zijn toch niet bijzonder? Echt wel. Mag ik binnenkomen? Ja. Wacht, dat kan toch niet? Nee. We moeten eerst opruimen. Tante Perenboom heeft gezegd... dat we niks anders mogen doen voordat we opgeruimd hebben. En daarna mochten we pas iets anders doen van tante. Maar ik vind opruimen zo saai. Ja, wij ook. Wij ook. Ik vind opruimen heel saai.Ik vind opruimen ook heel saai. Ik ook. Maar echt saaaaaai, saai. Saaaai. Maar kunt u goed opruimen? Nee, ik ben een sloddervos. Aahhh! Nee, ik ben niet DE sloddervos. Ik ben EEN sloddervos. Gelukkig. Ja. Ik hou niet van opruimen. Nee, wij ook niet zo. Maar ik hou wel van verhalen. Heeft u nu ook een mooi verhaal? Ik het een prachtig verhaal. Ik een boekje bij me, Garage Gust. Het grappige is: Gust moet ook opruimen. Echt? Ja. Dat is toevallig, he Woezel? Maar wij mogen niks anders doen voor we hebben opgeruimd. Dat is zo. Maar ik lees voor. Wacht even, dan doen wij niks. Nee. Wij doen niks anders, JIJ doet iets anders. Ja. Lees maar voor. Ja. Zal ik gewoon beginnen dan? Leuk. Het boekje heet dus Garage Gust. En het gaat over Gust het varkentje. Wauw! Zo, hee. Kijk. Kijk nou. Wat een troep, he? Hij heeft veel meer spullen. En prullenbakken en een badkuip. En een stoel. Wauw. Maar moet jij opletten wat hij allemaal doet daarmee. Ja, het wordt een mooie dag. Gust gaat vrolijk aan de slag. Daar is Rico, die zit niet fijn. Gust, mijn zadel is te klein. Dat is ook een hele grote neushoorn! Zijn helm is ook te klein. En hij heeft hele dikke billen. Hij heeft dikke billen. Gust heeft nog wat spullen staan. Alsjeblieft, en graag gedaan. Kijk, hij heeft de stoel op de brommer gezet. Wat een slimmerd, die Gust. Ja. Gina dan, geen dak gekocht. Gust, ik heb zo'n last van tocht. Dat is een grote giraf. Ja. En ze heeft een, twee, drie sjaals om. En een coltrui. Die heeft het heel erg koud. Ja. Gust heeft nog wat spullen staan. Alsjeblieft, en graag gedaan. Wat doet hij nou? Kijk dan. Hij heeft allemaal dingen op elkaar gestapeld... en een kachel eraan vastgemaakt. Ja, nu heeft ze het warm. Ja, hartstikke slim. Daar is Walter, met een tere huid. Gust, ik droog een beetje uit. Humberto, wat is een tere huid? Ja, wat is dat? Jij hebt een hele zachte huid. Ik ook, ik ook. Een snoezige huid. Maar een tere huid moet je goed soepel houden. Die is een beetje te droog. Een walvis moet in het water, toch? O, het bad! Ja, het bad. Natuurlijk. Gust heeft nog wat spullen staan. Alsjeblieft, en graag gedaan! Kijk nou, die vis zit ook in het bad. Hoe moet hij nu sturen? Hij heeft allemaal ijzer gemaakt aan het stuur vast. Weet je wat ik grappig vind? Nou? Het bad heeft een raam. O ja! Dan kan hij onder water kijken. Het is wel handig als je zo veel spullen hebt. Dan kun je er altijd iets van maken. Hij heeft ook een toeter, zie je dat? Pep-pep. Toet-toet. En nu bij mij. Toet-toet. En bij mij, bij mij. Toet-toet. Mevrouw De Keizer heeft een groot probleem. Gust, ik moet een koelsysteem. Die pinguïn heeft het warm en de giraf had het koud. Ja. Dat is gek, he? O, dan moet ze in de koelkast. O ja. Ja, ja. Gust heeft nog wat spullen staan. Alsjeblieft, en graag gedaan! Kijk, ze heeft een ijsje. Ik wil ook zo'n lekker ijsje. Een roze ijsje. Daar is Hendrik, uitgeblust. O, ik ga zo langzaam, Gust. Humberto, wat is uitgeblust? Dat je heel moe bent. Dat je geen energie meer hebt. Dat je batterij leeg is. Dat je helemaal zo bent: Ooo, ik wil niks doen. Ik ben uitgeblust. Een beetje als Wijze Varen. Ja, als hij de hele dag met ons gespeeld heeft. Ja. Gust heeft nog wat spullen staan. Alsjeblieft, en graag gedaan. Wauw! Toet-toet. Je moet er wel mee oppassen, anders moet je het ook uitblussen. Jij bent grappig. Dank je wel. Gust is moe en Gust is klaar. Gust is smerig, een beetje maar. Een beetje? Nou, hij is heel erg smerig. Een beetje veel! Dat valt best mee. Hij is heel vies. Hoeveel spullen heeft hij nog? Bijna niets meer. Een prullenbak. Ja. En een telefoon. Ja, en gelukkig nog z'n fiets. Het is allemaal weg. Hij heeft wel al zijn vriendjes geholpen. Dat is wel waar. Wauw! Dat is handig! Hij heeft een soort douchefiets gemaakt. Ja. Dan kan hij schoon worden terwijl hij naar huis rijdt. Slim, zeg. Een fiets-prullenbak-douche. Ja. Nou ja! Goede uitvinding, hoor. En toen was het verhaaltje uit.
Ik wil nooit meer opruimen. Dan kunnen we ook een garage beginnen. Woezel, dat is echt een goed idee. Dat we een garage beginnen met al deze spullen. Weet je wat? Dan maken we een verhalenvanger. Dat is een goeie. En weet je wat ik ga doen? Nou. Ik ga snel naar huis. Want ik heb veel spullen. Dan maken we samen een verhalenvanger. Ja! Zullen we dat doen? Ja. Beginnen jullie vast? Dan kom ik zo terug. Dag. We komen zo meteen met heel veel spullen. Dag, Humberto.