Het begint met een fruitverkoper in Tunesië die zichzelf in brand steekt, en het eindigt met revoluties verspreid over Noord-Afrika en het Midden-Oosten. De eerste in de rij is dus Tunesië. Er zijn daar eind 2010 steeds meer protesten, van mensen die met hetzelfde probleem zitten als de fruitverkoper: ze willen geen dictatuur, en vooral meer zicht op geld en werk. De straatprotesten zorgen ervoor dat Tunesische dictator Ben Ali opstapt. Het is dan januari 2011.
Het vuur van de Tunesische revolutie slaat over naar andere landen. In Egypte gaan mensen massaal de straat op en vooral naar het Tahrirplein in Cairo. Na wekenlange protesten treedt de Egyptische leider Mubarak af. Het blijft branden. In Jemen, Libië, Syrië en Bahrein ontstaat grote onrust. Overal is een zelfde soort onvrede: over dictators en hun geheime diensten. Over gebrek aan werk, vrijheid en een goede toekomst.
Soms wordt de brand snel geblust, zoals in Bahrein. In Jemen verdwijnt na maanden van onrust de president, maar het wordt daarna niet rustig. Ook in Libië gaan de demonstraties over in een burgeroorlog, waarbij de rebellen steun krijgen van het westen, dat helpt met bombarderen vanuit de lucht. Als de rebellen de hoofdstad innemen is de Libische dictator Khadaffi verdwenen, maar die wordt later opgepakt en gelyncht.
En dan Syrië. Ook daar begint het met demonstraties, maar het verandert al snel in een bloedig conflict. De rebellen hopen op westerse steun, zoals die er ook kwam in Libië, dus met bombardementen. Maar de Russen die bevriend zijn met de Syrische leider Assad zien dat niet zitten. En dus komt daar geen internationale toestemming voor. Wel leveren landen als Amerika en Saoedi-Arabië wapens aan de rebellen, maar nooit genoeg om de oorlog echt mee te winnen. Ook Turkije steunt de opstand, en houdt de grens open voor jihadisten uit de hele wereld die in Syrië willen meevechten. De opstand radicaliseert snel. Steeds meer moslimextremisten melden zich om mee te vechten tegen Assad. Al blijkt een deel van hen andere plannen te hebben. Een club die zich Islamitische Staat noemt, wil vooral een eigen land stichten en doet dat in 2014, op een groot stuk van Syrië en buurland Irak.
Assad heeft intussen steun gekregen van Hezbollah, een militie uit Libanon met nauwe banden met Iran. Ondertussen lukt het IS om flinke stukken land in Syrië en Irak te veroveren. De Russen beginnen in 2015 een militaire operatie om Assad te helpen weer gebieden te heroveren. En dat lukt. IS verliest terrein en Assad is nog steeds de president van Syrië.
Bijna niemand spreekt meer over de Arabische Lente. Wat hoopvol begon, eindigde in een regio die in brand staat. In bijna al die landen, op Tunesië na, is er of een nieuwe dictatuur voor in de plaats gekomen, of is er nog steeds chaos en oorlog.