Er was eens… een kabouter, die het verschil niet kent tussen ‘is’ en ‘eens’. Hij schrijft dus dingen als ‘Ik moet weer is naar huis’ en ‘Is even kijken wat de pot schaft, maar eerst is even een kabouterbiertje’. Dit is allemaal niet goed, en als de kabouter eindelijk eens thuiskomt krijgt hij met de kaboutermatteklopper.
Het woordje ‘is’ is namelijk enkel en alleen de derde persoon enkelvoud van het werkwoord ‘zijn’: ik ben, jij bent en hij, zij of het IS. ‘Doe is normaal’ is dus niet normaal. Dat moet ‘Doe eens normaal’ zijn. Ben je het daarmee eens? Dat maakt niet uit, want het is toch gewoon zo.
‘Eens’ is een bijwoord, het betekent zoveel als ‘een keer’. ‘We gaan eens kijken in het kabouterdorp. Ah, de kabouter zit weer ‘ns in de kroeg.’ ‘Ns? Ja, ‘ns is een informele vorm van ‘eens’. Nog korter kan ook: dan wordt het ‘s. ‘Die kleine zuiplap is weer ‘s helemaal dronken.’
‘s of ‘ns of eens, dat mag allemaal, maar is is in dit geval echt niet correct. Dat is zelfs een beetje dom. Al maken we natuurlijk allemaal wel is een foutje.