Ik ben Govert Aartse Jansen, ik was 3,5 toen de oorlog uitbrak.
Ik heet dus Elli Slier-Katz. En als kind zijnde heette ik Elli Katz. En toen de oorlog uitbrak was ik 6 jaar en woonde in Amsterdam.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden kinderen soms bij een ander gezin grootgebracht. Bij een pleeggezin, bijvoorbeeld vanwege een gebrek aan eten of, zoals bij Govert omdat zijn vader is opgepakt en naar Duitsland is gestuurd. De moeder van Govert kan niet voor hem en zijn zus zorgen.
Mijn moeder. Ja net in de 20, stond er toen alleen voor. Geen man, geen inkomen. Twee kinderen. Ja. Daar kwam ze zo zonder meer mee aan. Jij moet naar Breda. Nou ik vond het verschrikkelijk dat ik weg moest.
Ik ging allerlei spookbeelden vormen waar ik terecht zou komen. Misschien waren ze wel heel streng, die mensen. Misschien gingen ze me wel goed vetmesten. Om op te eten. Ja. Die beelden kreeg ik.
Elli is joods en omdat Joden tijdens de oorlog worden vervolgd door de Duitse bezetter besluiten haar ouders dat haar zus en haar broertje moeten onderduiken.
7 maart is mijn broertje weggegaan. 8 maart mijn zus, de volgende dag en ik 19 maart en ik weet ook niet wat mijn ouders daarvan gezegd hebben. Ik denk, en dat denk ik later. Ze zullen wel gezegd hebben: jullie gaan even uit logeren. En als deze ellende voorbij is dan komen jullie weer terug.
Elli komt terecht bij een pleeggezin in Wijckel, Friesland.
Leuk ding was dat: 'hoe laat moet je naar bed?' Nou, thuis moesten we 7 uur naar bed. Maar ik dacht dat zeg ik niet. Ik zeg half acht, kijken wat lukt. En dat mocht, dat geloofden ze. We kregen 's middags warm eten. 's Middags waar weet was ik niet gewend, uit een diep bord.
En daar kreeg je dus aardappelen, groente, vlees dat werd vaak geprakt geloof ik. En dan moest je je bord helemaal schoonmaken en dan kreeg je in hetzelfde bord kreeg je pap. Nou wij kregen ook wel 'ns pap naar dan 's ochtends. Het was heel raar. Je bent je zekerheid kwijt, het Fries om me heen en die kleren waren anders en gewoontes waren anders. Alles was anders.
Ik wou naar huis. Ik weet wel. En dan dacht ik iedere keer: ik wil naar huis. Hoe mhet moest weet ik ook niet.
Govert wordt door zijn moeder op de trein gezet naar Breda.
Ik had nog nooit in een trein gezeten kon niet lezen, vol emoties natuurlijk.
Ik zat maar naar die mensen te kijken als je trein stopt of ik dit niet uit moest. Maar in in Breda moest ik eruit. En toen kwam ik op het perron terecht. En dan zou ik afgehaald worden door mevrouw De Bok. Maar mevrouw De Bok stond er nietniet want mevrouw De Bok had de verkeerde tijd van de aankomst aangekregen op gekregen. Dus ik heb daar meer dan anderhalf uur...radeloos was ik, in paniek, verlaten. Alles. Net toen de politie me oppakte om mee te nemen kwam mevrouw de Bok aangerend. Ja. Toen was het. En ik herinner dat ze me achterop de fiets gezet heeft. Ze heeft niet gefietst. Ze is naar huis gelopen. Maar ja ik was overmand door verdriet. Verschrikkelijk. Ik huilde alleen maar.
Mij werd wel verteld dat ik Elli Ten Cate heette, dat ik uit Den Haag kwam, uit de Zegbroekstraat, dat ik een hongerevacue was maar ze hadden me niet verteld dat mijn ouders ook andere namen moesten hebben. Dus ik was in het land met die knecht van die mensen van die boerderij. En die vroeg hoe heet jouw vader? Samuel. En hoe heet jouw moeder? Esther. Dan zijn jullie Joden. Nee, dat wist ik wel dat dat niet mocht. Maar ja. De buren waren NSB'er dus moest ik daar weg. Toen ben ik naar Oosterzee gebracht. Ja. En dat is een dorpje vlakbij Lemmer.
Ja, die mensen waren ook heel lief voor me. Ze had van alles voor me gedaan, een vriendinnetje voor me gecharterd. En ik weet nog wel, een poppenwagen zelfs. Ik speelde lang niet met poppen. Maar ze deden heel erg hun best om om me naar de zin te maken.
Govert komt terecht bij een echtpaar in Breda zonder kinderen. Ze hebben op zolder een kamertje voor hem gemaakt.
Ik vond het verschrikkelijk want het was een spookkamer. Donker daar. Ik ben al bang in het donker. En daar was ik verschrikkelijk bang, huilde alleen maar, ik had verdriet. Ik wilde alleen maar terug naar mijn moeder en ze zou het een week aanzien. Want ik ging achteruit. Ik at niet meer. En na een week, toen kwam oom Wim met een boomstronk aan en een doos spijkers en een hamer en dan mocht ik heel de dag spijkers in dat stuk hout rammelen en dat toen was het over, ik kon al mijn agressie kwijt. Die had 6 dames die voor hem werkte. Nou ja, die probeerden me zo goed mogelijk te vermaken. Die zongen.
Ook Elli wordt liefdevol opgenomen maar ook in haar nieuwe omgeving zijn dingen anders dan thuis.
Als in Amsterdam een nieuw meisje kwam maar dan ging iedereen eromheen staan: wil je met me spelen en zullen we dit, zullen we dat dan toen? En ik kwam daar en niemand kwam naar mij toe. Ik was gek. Ik was raar en ze spraken Fries. En ik was donker en de rest was allemaal blond en als kind zijnde... Later dan vind je dat wel leuk dat je opvalt, maar als kind zijnde wil je dat helemaal niet. Dus ik werd er helemaal niet onthaald. Vreselijk vond ik dat.
Na een week gaat het beter met Govert. Hij wordt in de watten gelegd door zijn pleegouders. Maar na een jaar staat zijn moeder plotseling voor de deur.
Ze was uit Rotterdam gekomen en ze was kwaad op mij. Ze was kwaad op Ome Wim, ze was kwaad op tante Tiny en ik moest mee en ik wist niet waarom. Want ze zei niks. En pas in Rotterdam zegt ze: het is jouw schuld. Had je maar niet zo lief moeten zijn, zegt ze. Dat waren haar woorden. En achteraf heb ik gehoord dat Ome Wim die had een brief aan mijn moeder gestuurd of zij mij konden adopteren. En zij vatte dat op, terecht, in al mijn en ellende willen ze nog een jong van me afpakken. Ook dat zijn haar woorden.
Elli's ouders komen niet terug na de oorlog. Ze zijn vermoord in een concentratiekamp. Elli wil bij haar pleegouders blijven. Maar dat mag in eerste instantie niet.
De regel was als een joods kind uit het onderduikadres mocht niet weer in een niet-joods gezin. Dan moest het in een joods gezin.
Goverts vader komt na de oorlog terug en Govert blijft bij zijn ouders wonen. Hij legt na de oorlog weer contact met zijn pleegouders met wie hij een goede band blijft houden. Elli mag uiteindelijk bij haar pleegouders blijven wonen. Ze ziet haar zus en broertje terug. Maar zij worden in andere gezinnen ondergebracht.
Ik voelde me als een jong boompje waar een hele dikke steen tegenaan gerold is. En dat boompje is niet dood gegaan. Dat is erom heen gegroeid en dat heeft zelfs vruchten gedragen maar die steen ligt er nog. En zo is het eigenlijk ook.