Koning Willem heeft grootse plannen. De Nederlanden moeten sterk, modern en één worden, ondanks de verschillen, want hier in het Zuiden spreken de mensen Frans en zijn ze katholiek, in het Noorden spreken ze Nederlands en zijn ze protestant. Economisch samenwerken is hét antwoord volgens Willem.
Hij wil de sterke kanten van het Zuiden en het Noorden benutten. Het Zuiden heeft een grote textielindustrie, hier worden tapijten, dekens en kleding gemaakt, in het Noorden zitten vooral de handelaren, die kunnen nu voortaan de producten in het Zuiden gemaakt verkopen. Een win-winsituatie.
En in zo’n moderne economie moeten producten en mensen sneller worden vervoerd. Dus niet langer met de trekschuit, want dat duurt en duurt. Maar met de stoomtrein, net uitgevonden door de Engelsen. Die is sneller en sterker dan een paard. Hij heeft geen pauzes nodig en kan veel goederen en mensen tegelijkertijd vervoeren.
In 1839 rijdt voor het eerst deze stoomtrein, de Arend, tussen Amsterdam en Haarlem. Veel mensen moeten niets hebben van die trein. Je hersenen zouden uit mekaar spatten vanwege de snelheid en de koeien in de wei, die geven alleen nog maar zure melk als die trein voorbij raast met 38 kilometer per uur.
Maar Willem zet door. Hij laat wegen bestraten, bruggen bouwen en vindt hij:
Wij moeten het omringende water beter gebruiken. Wij moeten kanalen graven, er moet een vaarroute moet er komen van Amsterdam naar Den Helder. Dat zal de handel doen toenemen.
En dat kanaal, dat komt er. 80 kilometer lang, door 9000 arbeiders in 5 jaar tijd uitgegraven. Met de hand.
Om al die vernieuwingen te kunnen betalen is veel geld nodig. Willem richt daarom bedrijven op zoals de Nederlandse Bank en de Nederlandse Handelsmaatschappij. Dit bedrijf doet zaken met onze kolonie Indië. Dat levert veel geld op. Maar Willem steekt ook veel van zijn eigen geld in de bedrijven.
En dat is bijzonder: een koning die niet alleen regeert, maar ook zaken doet. “Koning Koopman” wordt hij ook wel genoemd. En dat is niet altijd even fijn bedoeld, want als Willem winst maakt, dan steekt hij dat geld in zijn eigen zak en als hij verlies lijdt, dan laat hij de Staat dat betalen. En de ministers vertelt hij niets.