Er is een man, Zacheüs. Hij houdt heel erg van mooie spullen en geld. Zacheüs heeft altijd een mooi uniform aan, want hij werkt voor de keizer. Hij moet namelijk iedereen geld laten betalen als ze over de brug komen. Nou, kijk. Daar komt een man aan.
'Halt! Je bent over deze brug gegaan, dus moet je mij geld betalen!' Maar de arme boer heeft geen geld. Hij heeft alleen dadels, en die wil hij verkopen op de markt. 'Hmm, ook goed', zegt Zacheüs. 'Geef mij maar de grootste tros dadels die je hebt.' Maar Zacheüs geeft nooit geld aan de keizer! En deze dadels? Hij eet ze allemaal zelf op. Oneerlijk, hè? Niet leuk, hè? Nee. 'Je bent een inpikker en iedereen weet dat jij oneerlijk bent', klinkt een stem. Zacheüs ziet een blinde bedelaar zitten: 'Ach, ophoepelen, ouwe.' 'Nee,' zegt de bedelaar, 'ik blijf hier op Jezus wachten. Want Jezus komt naar de stad.' 'Jezus? Die mafketel? Wie wil die nou zien?' Zacheüs spuugt een dadelpit uit, pfft. Oeh, gelukkig net naast de beker van de bedelaar. Maar Zacheüs wordt toch nieuwsgierig. Hij gaat kijken.
Het plein waar Jezus is, staat stampvol met mensen. Iedereen wil Jezus zien. Maar ja, als iedereen voor je neus staat, wat zie je dan? Niks. Ja, dan zie je helemaal niks. En Zacheüs ziet ook niets. Maar hij ziet wel een boom! Hoe klim je in een boom? Weten jullie dat? Zo! Ja, en Zacheüs klimt in de boom. Zo kan hij Jezus wel zien. Zo ziet hij de groep mensen. Wat gek, Jezus ziet er helemaal niet beroemd uit. Hij doet ook helemaal niet stoer, hij heeft geen brede borst. Hij heeft niet eens mooie kleren. En toch wil iedereen bij hem zijn. Hij praat over God en hij luistert naar de mensen die bij hem komen. O nee, Jezus loopt op hem af! 'Niet naar hem gaan,' roepen de mensen. 'Zacheüs is een inpikker!' Zacheüs voelt zich voor gek staan in de boom. 'Zacheüs', zegt Jezus, 'kom naar beneden.' Zacheüs gaat naar beneden en iedereen staat naar hem te kijken. Jezus zal vast boos worden op zo'n boef! 'Vanavond', zegt Jezus, 'kom ik bij jou logeren.' Hè?! Jezus die logeert bij een dief?! Iedereen is verbaasd. Zacheüs nog het meest. Jezus kijkt hem vriendelijk aan. Dat is hij niet zo gewend. Voor het eerst in zijn leven heeft Zacheüs een vriend. En die komt ook nog bij hem logeren! Het is zo fijn, dat wil hij altijd wel. Hij denkt: Eigenlijk is het veel leuker om vrienden te hebben, dan mooie spullen.
De volgende dag gaat Zacheüs naar de bedelaar toe. 'Kom je me weer wegjagen?' 'Nee, nee. Ik wil het goedmaken,' zegt Zacheüs. 'Kom morgen naar mijn huis en ik zal alles doen om je te helpen. Nu ga ik naar die dadelboer, om hem terug te betalen.' 'Je hebt hem ontmoet, hè,' zegt de bedelaar. 'Jezus, die mafketel.' 'Zeker weten,' zegt Zacheüs. En glimlachend denkt hij aan zijn nieuwe vriend. Fijn hè, om vrienden te hebben. Ja, hè? Vinden jullie dat fijn? Hebben jullie vriendjes en vriendinnetjes?