In zee leven allerlei kleine beestjes en plantjes, die we plankton noemen. De meeste ervan kunnen een beetje zwemmen. Liever drijven ze gewoon met het water mee.
Dit is een kwalletje. Je hebt een vergrootglas nodig om het goed te bekijken. En dit beestje is een slakje. Het komt nog behoorlijk snel vooruit.
Planktondiertjes zijn heel klein. Omdat er heel erg veel van zijn vormen ze het hoofdvoedsel van veel soorten vissen. Planktondiertjes zie je nauwelijks omdat ze bovendien goed gecamoufleerd zijn. Ze zijn bijna allemaal doorzichtig zoals dit slakje.
Dit beestje lijkt wel een motorbootje met scheepsschroef. En dit is net een roeibootje onder water. Er steken allemaal haartjes uit, waar het mee zwemt.
Nog zo'n doorzichtig diertje. Af en toe schiet het even vooruit en wacht dan weer een tijdje.
Sommige dieren lijken met zichzelf in de knoop te zitten. Op de armen zitten allemaal snel trillende haartjes, waar ze elke kant mee op kunnen zwemmen.
Een piepklein kreeftje. Nog een kreeftje en ook bijna helemaal doorzichtig. En nog een ander doorzichtig beestje. Zoiets kun je gerust een spookkreeftje noemen. Je kijkt er dwars doorheen.
Het lijkt niet op een slak. Toch is het een slakkenlarve.
Nog een ander planktonbeestje. En nog eentje.
Dat dit een krab moet worden verwacht je niet. De lange uitsteeksels zorgen er voor dat vijanden het niet gemakkelijk kunnen inslikken. Tussen al die kleine planktondiertjes drijven ook allerlei plantjes. Die zijn nog kleiner dan de diertjes. Ze zijn het voedsel voor de planktondiertjes.
Bij die kleine plantjes begint dus de voedselketen in zee.