De jaren zeventig zijn het tijdperk van de disco. Disco komt van het woord discotheek en vindt zijn oorsprong in Parijs, maar de bakermat van discomuziek is Amerika - en dan met name de steden Philadelphia en New York.
Jong, oud, zwart, wit, hetero en homo – disco is voor iedereen. Disco vermengt invloeden uit de funk, soul en salsamuziek en heeft een makkelijke vierkwartsmaat, zodat je er helemaal los op kunt gaan.
In tegenstelling tot veel andere genres hebben de teksten geen maatschappelijke inhoud. De teksten zijn vaak simpel en verre van kritisch. Disco is bedoeld om op te dansen - in hotpants, broek met wijde pijpen, vrolijke kleuren en hoge kapsels. De bewegingen zijn gemakkelijk, zoals het heen en weer wijzen met je armen en het maken van zwembewegingen.
In het New Yorkse nachtleven floreert de discoscene, onder andere door zangeres Donna Summer. Zij krijgt de bijnaam Koningin van de Disco, omdat ze disco hit na disco hit uitbrengt.
De Britse band The Bee Gees speelt ook een grote rol in de geschiedenis van de disco. Zij verzorgen in 1977 de soundtrack van dé discofilm Saturday Night Fever. De film, met John Travolta in de hoofdrol, maakt disco mainstream. En het nummer ‘Staying Alive’ maakt van The Beegees iconen van de disco.