Bijna iedereen wil wel weten wat voor een weer het vandaag wordt. Wordt het koud of gaat de zon schijnen? En blijft het wel droog? Kijk naar de weersverwachting en je weet het. Heel simpel, in een app op je telefoon.
Maar hoe die weersverwachting wordt gemaakt, is minder simpel.
Wat het weer op een bepaalde plek wordt is afhankelijk van wat er gebeurt in de gebieden eromheen.
Weervoorspellers gebruiken daarom allerlei satellieten, om vanaf een afstand te kijken naar de situatie op aarde en de atmosfeer.
Die weersatellieten zijn continu gegevens aan het verzamelen, door van alles te meten. Zoals de luchtvochtigheid, de temperatuur, waar wolken zijn en wat de luchtdruk is.
Door te kijken naar het grote plaatje, kunnen weerdeskundigen, meteorologen veranderingen zien. Al voordat die echt gebeuren. En met die gegevens kunnen ze hun voorspellingen doen.
Dit zijn satellieten van de serie Meteosat, die houden het weer in Nederland in de gaten. Ze bevinden zich op zo’n 36-duizend kilometer hoogte. Terwijl de aarde draait, draaien de satellieten precies even snel met ons mee. Vanuit ons gezien lijken ze dus stil te hangen. 24 uur per dag houden ze de situatie in de gaten.
De satellieten hebben verschillende meetapparaten aan boord. Zo is er een infraroodscanner, waarmee temperaturen worden gemeten. En er is bijvoorbeeld ook een apparaat dat gericht is op bliksemschichten. Op deze versnelde beelden zie je dat als knipperende lichtjes.
De metingen worden direct naar de aarde gestuurd. Al die data wordt samengebracht in computers en meteorologen gebruiken die gegevens voor hun voorspellingen.
Satellieten zijn trouwens niet de enige apparaten die worden gebruikt voor de weersverwachting. Er zij ook veel weerstations op de grond. Maar daarmee kun je niet zo goed zien wat eraan zit te komen.
Daarom blijven wetenschappers bouwen aan weersatellieten met nieuwe technologie. Zodat ze nóg gedetailleerder metingen kunnen doen. En nog beter kunnen voorspellen wat voor weer het gaat worden.