Dit is Sint-Michielsgestel in Brabant, vlak onder Den Bosch. In de Tweede Wereldoorlog werd de bestuurlijke en politieke elite van Nederland hier in het kleinseminarie gegijzeld door de Duitsers. Allemaal keurige heren. Ze werden goed behandeld, maar leefden wel onder continue spanning. Zouden ze gefusilleerd worden of niet?
Dat gebeurde eigenlijk als een soort maatregel om het Nederlandse volk tot kalmte te maken. Het idee was we sluiten jullie elite hier op en op een moment dat er onrust uitbreekt en onlusten uitbreekt, dan komen daarvoor represaillemaatregels, namelijk dat hier gijzelaars worden geëxecuteerd. Je moet je voorstellen dat de mensen die hier kwamen in dit kamp, die kwamen van de verschillende zuilen die in Nederland had. Dus je had protestanten, katholieken, socialisten, liberalen. En dat waren eigenlijk mensen die elkaar in de dagelijkse politiek wel zagen, maar daarbuiten eigenlijk niet.
Gewoon allemaal lekker in hun eigen zuil.
Allemaal in hun eigen zuil. Die troffen elkaar in de onderhandelingstafels, maar verder niet. En hier in dit gijzelaarskamp hebben ze een paar jaar met elkaar opgesloten gezeten. En dan zit je in één keer de hele dag.
Een van de gijzelaars is de dan 28-jarige historicus Max Kohnstamm. Hij zit vast vanwege zijn anti-Duitse houding.
In het begin en ook later nog wel, heb ik het wel eens vergeleken met een soort van stemming op, laat maar zeggen, de buitensociëteit in Zutphen. Een mannengemeenschap, uhm, die het op zichzelf - voor een deel heel vreselijk vinden gescheiden te zijn van een gezin, vrouw en van hun werk en alles - aan de andere kant ineens eens plotseling tijd hebben voor alles. Ook de routine van de dag verbroken zien, de routine van het leven verbroken zien en het eigenlijk best wel eens gezellig vinden om zo van een aantal verplichtingen af te zijn.
Ook gegijzeld is de dan dertigjarige advocaat Piet Sanders. Ook hij zit vast vanwege zijn politieke opvattingen.
Je zat in een hele bevoorrechte positie, achteraf als je dat bekijkt. We zaten in dat kamp en waren helemaal vrij om te doen en te laten wat je wilde. En aan de andere kant, maar dan praten we even over de hele periode, hebben we in het kamp eigenlijk, ook wat voeding betreft en dergelijke, een hele geprivilegieerde positie gehad. We hadden dus echte leslokalen in het seminarie en die waren veel in gebruik. Want die cursussen waren er in grote aantallen. Dat begon al met allemaal Bijbelcursussen, taalcursussen die er waren. Maar ook een prachtige cursus, die me nu te binnenschiet, was over de vaderlandse geschiedenis.
Ik moet wel zeggen dat het behoorde tot de vreemdste weken die ik in mijn leven heb meegemaakt. Dat je dus in een prachtig park rondloopt, heel lekker borrelt, eet, je tennist, je zat in de zon, je schreef liefdesbrieven. Maar of je er na zaterdag nog zou zijn, was een andere vraag. En dat is in wezen ook weer bijna moeilijker vol te houden, dan als je in een concentratiekamp zit en je weet dat je elke dag voor je leven vecht. Het was heel gek, een passief soort van bestaan.
Er kwam dus een militair in de nacht, die kwam met zijn zaklantaarn ook in onze kamer, kamerblok 7, kamer 3 waar we met ons vierentwintigen lagen, en begon met een lantaarn te schijnen, juist in de hoek waar ik de lag. En hij ging nog verder, dan wist je nou: ‘Ik ben het dus niet’. Wel bleef hij staan bij iemand, het was heel gek, die was de avond tevoren binnengebracht, Schimmelpenninck van der Oye, en op onze kamer ingekwartierd. En hij werd er toen wel uit gehaald. Die waren dan in de ochtend, dat werd ons medegedeeld, in Goirle gefusilleerd.