Het bot is een beetje bol en dun. Het is hol van binnen, dus erg licht van gewicht. Het bot heeft een puntig uitsteeksel. Het is het borstbeen van een vogel.
Dieren met een skelet worden gewervelde dieren genoemd. Er zijn vijf klassen gewervelde dieren: vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren. Dit bot hoort bij die van de vogels. Maar van welke vogel? Op de borst zit een 'kiel'. Dat is dat puntige uitsteeksel.
Aan de kiel zitten bij vogels de vliegspieren van de vleugels vast. De kiel vertelt veel over de vogel. Zo hebben bijvoorbeeld struisvogels geen kiel omdat ze niet vliegen en geen kiel nodig hebben voor de vliegspieren. Het is ook niet van een gier of een stormvogel. Daar zitten in de kiel vaak gaten om het skelet zo licht mogelijk te houden zodat ze goed kunnen vliegen.
Het is het borstbeen van een aalscholver. Aalscholvers zijn vrij grote watervogels. Met hun lange en haakvormige snavel kunnen ze makkelijk vis vangen. Vaak in ondiep water maar als het moet kunnen ze zomaar tot wel 30 meter diep duiken. Veel vogels hebben een vetlaagje om hun veren zodat ze tegen water en kou beschermd worden. De aalscholver heeft maar een heel dun laagje vet. Na een duik moeten ze zich drogen. Dit doen ze door hun vleugels open te slaan zodat ze goed kunnen drogen.