Als je goed kijkt, kan je in het bos soms de botjes van een dier tegenkomen. Zoals de botjes van dit dier. Dit zijn de botjes van een egel. Dat zie je vooral aan de kleine onderkaak. De onderkaak van een egel heeft namelijk grote voortanden en scherpe kiezen. Egels komen vrijwel overal in Nederland voor. En vooral in tuinen, verstopt tussen de bladeren.
De egel heeft een brede kop die spits toeloopt. Hij heeft kleine oren die je bijna niet kan zien. Zijn ogen zitten aan de zijkant van zijn gezicht en zijn klein en zwart. Egels hebben 36 tanden. De twee snijtanden in de onderkaak zijn het meest opvallend. Ze zijn groot, plat en wijzen naar voren. De tanden in de bovenkaak zijn juist puntig en staan ver uiteen.
Egels hebben vrij lange poten. Maar die houden ze tijdens het lopen erg gebogen waardoor zijn buik vaak over de grond schuurt. Aan de poten zitten vijf tenen. Egels hebben ook een klein staartje, maar die zie je bijna niet want die zit verborgen onder zijn stekels. Egels hebben op een dun laagje vacht stekels. Bij pasgeboren jongen beginnen de stekels na enkele uren te groeien. Die eerste stekels zijn helemaal wit. Daarna krijgen ze een grijsbruine kleur. Elke egel heeft zo’n 8 tot 9000 stekels, van zo’n anderhalf tot twee centimeter lang. De stekels beschermen ze als ze bedreigd worden. Wanneer dat gebeurt, kunnen egels zich in 3 seconden oprollen. Zijn vijanden zijn bijvoorbeeld dassen, vossen, honden, wilde zwijnen en roofvogels. De egel is niet het enige dier met stekels op zijn lichaam. Ook het stekelvarken en de vachtegel hebben scherpe stekels op hun rug.