In dit filmpje worden alle formuleerfouten heel kort besproken.
Allereerst de dubbelop:
Bij een onjuiste herhaling wordt een vast voorzetsel twee keer ten onrechte gebruikt. Bijvoorbeeld: Op de Partij van de Dieren zou ik graag Op stemmen. Twee keer ‘op’ is hier niet nodig.
Een voorbeeld van een pleonasme is witte sneeuw, groen gras of van tevoren reserveren. Een deel van de betekenis van een woord of woordgroep wordt nog eens door een ander woord uitgedrukt.
Een tautologie is een synoniem: er wordt twee keer hetzelfde gezegd met verschillende woorden. Bijvoorbeeld: Tevens had zij ook met haar kennis een groot aanzien. Tevens en Ook zijn synoniemen.
Bij een contaminatie hussel of vermeng je twee woorden of uitdrukkingen. Bijvoorbeeld: Uitprinten (uitdraaien of printen), overnieuw (opnieuw of over) en nachecken (nakijken of checken).
Bij een dubbele ontkenning worden in zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft, ten onrechte een twee ontkenning toegevoegd. Bijvoorbeeld: je moet dat laten niet te doen.
Dan de fouten met verwijswoorden.
Je moet juist verwijzen, dat betekent dat je met hij, hem of zijn verwijst naar mannelijke woorden, zij, ze of haar naar vrouwelijke woorden (let op: bij niet personen met ze). En bij het-woord (onzijdig) verwijs je met het, zijn of z'n.
Hun gebruik je als bezittelijk voornaamwoord of als het een meewerkend voorwerp is. Hen gebruik je na een voorzetsel of als een lijdend voorwerp.
Je verwijst met het woordje dat als je verwijst naar een het-woord. Je gebruikt het verwijswoorden wat alleen als het verwijst naar een overtreffende trap, onbepaald voornaamwoord of een hele zin.
Gebruik als je terugverwijst naar personen een voorzetsel + wie en bij zaken of dingen met waar+ voorzetsel. Bijvoorbeeld: Dat meisje op wie ik verliefd ben (en NIET waarop ik verliefd ben).
Pas op met onduidelijk verwijzen, je verwijst dan terug naar iets wat helemaal niet in de tekst staat. Bijvoorbeeld: Chantal zei tegen Emy dat haar haar niet goed zat (wiens haar??)
Incongruentie is niets anders dan dat bij een enkelvoudig onderwerp een meervoudige persoonsvorm staat, of andersom. Bijvoorbeeld: het aantal leerlingen is (en geen zijn) te laat. De media hebben (en geen heeft) dat geschreven.
Bij een dat/als-constructie staan de woorden (om)dat/ als of (om)dat/ wanneer naast elkaar. Je verbetert het door eerst de dat-zin en daarna de als-zin te schrijven. Bijvoorbeeld: ik vind het vervelend dat als hij te laat komt, geen excuses aanbiedt. Verbeter: Ik vind het vervelend dat hij geen excuses aanbiedt, als hij te laat komt.
Bij een foutieve samentrekking worden een paar woorden in de zin weggelaten omdat ze anders herhaald zouden worden. Je mag deze woorden weglaten als – de betekenis/ vorm of grammaticale functie hetzelfde is. Bijvoorbeeld: Mijn jeugd in DB was super en zal ik niet snel vergeten. ‘Mijn jeugd in DB’ wordt hier in de tweede zin weggelaten, maar in de eerste zin is het een onderwerp en in de tweede zin een lijdend voorwerp. En dus mag je het niet samentrekken!
Een beknopte bijzin is een zin zonder onderwerp en persoonsvorm, bijvoorbeeld: na gegeten te hebben. Bij een foutieve beknopte bijzin is het denkbeeldige onderwerp in deze beknopte zin niet hetzelfde als het onderwerp in de hoofdzin. Bijvoorbeeld: Na gegeten te hebben, ging het tennisspelletje veel beter. Wie heeft gegeten? In de hoofdzin is ‘het tennisspelletje’ onderwerp, en dat correspondeert dus niet met het denkbeeldige onderwerp in de beknopte bijzin.
Zinnen onjuist begrenzen.
Losstaand zinsgedeelte: een bijzin wordt te onrechte losgezet van de samengestelde zin. Zorg ervoor dat je en zin dat begint met bijv. Hoewel, Toch, Daardoor aan de hoofdzin plakt.
Zinnen aan elkaar plakken: je kunt twee hoofdzinnen aan elkaar plakken met en, of, want of dus. Als je deze woorden niet gebruikt moet er gewoon een punt tussen beide zinnen, en geen komma.
- Onjuiste inversie ontstaat als je in het tweede deel van een samenstelling het onderwerp en persoonsvorm niet in de juiste volgorde zet. Bijvoorbeeld: Vanmorgen heb ik gevoetbald en ga ik vanmiddag ook nog wielrennen. Het tweede gedeelte van zin moet zijn: ‘en ik ga vanmiddag ook nog wielrennen’ .
Tot slot Geen Symmetrie. Zorg er bij opsommingen voor dat de delen van die opsomming van dezelfde orde zijn. Is dat niet het geval, dan is er sprake van geen Symmetrie, Bijvoorbeeld: Ik ga lekker hardlopen voor mijn conditie en om af te vallen. Je gebruikt hier ‘voor’ en ‘om’ terwijl het symmetrisch moet zijn. Kies voor een van de twee, bijvoorbeeld: Ik ga lekker hardlopen om conditie op te bouwen en om af te vallen.