6 juli 1944, D-Day. Meer dan 150.000 Amerikaanse, Britse en Canadese troepen landden op de stranden van Normandië. Het is echt de grote openingszet voor de bevrijding van West-Europa.
De Duitse tegenstand in Normandië na de landing, de eerste weken na de landing, is eigenlijk vrij zwaar. Die Duitse tegenstand is heel effectief. Het kostte geallieerden veel langer - weken uiteindelijk - om uit Normandië uit te breken, om die Duitse verdediging daar te verslaan.
Ik zal u een beeld geven van de actuele stand van zaken. Het grootste deel van het Duitse 7de leger zit in de val. De Canadezen hebben Falaise ingenomen en het gat is bijna gedicht. De opgesloten vijand wordt systematisch vernietigd.
In die laatste dagen van augustus is dat Duitse leger in Normandië eigenlijk echt verslagen en ook op de vlucht, werkelijk op de vlucht en Noord-Frankrijk ligt open. En met de weg door Noord-Frankrijk open, ligt ook de weg verder noordelijk open naar een van de grote prijzen die de geallieerden voor ogen hebben om de Duitsers te kunnen verslaan. En dat is het Ruhrgebied. Het Ruhrgebied is de kern van de Duitse industriële militaire macht en een omsingeling van het Ruhrgebied, een inname van het Ruhrgebied, zou een doodsteek kunnen zijn voor de Duitse verdediging. Als je een aanval met volle kracht in de richting van Duitsland wilt voortzetten, heb je ook havens nodig. Heb je aanvoer nodig.
De Belgen hebben hun hoofdstad terug. Uitzinnige burgers gaan in Brussel de straat op om het bevrijdingsleger toe te juichen dat door de stad trekt. Daarnaast is bekend gemaakt dat de Britse pantserdivisies ook de stad Antwerpen hebben ingenomen, praktisch zonder tegenstand.
Het grote geluk van de geallieerden is, dat Antwerpen wordt niet door de Duitsers vernietigd. Dus de haven van Antwerpen valt onbeschadigd in geallieerde handen. Alleen je hebt niks aan Antwerpen, als je de Westerschelde niet in handen hebt. En dit gebied, de Duitsers kunnen ook kaart lezen, is vast in Duitse hand. En dat betekent dat Antwerpen als haven voorlopig, in begin september, eigenlijk waardeloos is. Je kunt het niet gebruiken.
Ze moeten de Schelde verdedigen. De situatie is als volgt. Dit is Antwerpen. Dit is de rivier de Schelde. Schepen varen hierlangs naar de haven. Welnu, de moeilijkheid zit ‘m hierin. De moffen zitten nog steeds langs de zuidoever, met zware kanonnen. Tussen de Schelde en het Leopoldkanaal in een soort pocket. Ten noorden van de rivier bezetten ze kleine eilanden, zoals Zuid-Beveland. Hier, dit schoteltje is Walcheren. Zo ziet het er ook uit. Het grootste deel ligt onder zeeniveau. Dankzij hoge dijken blijft het droog.
Aan de bewoners van de eilanden in de Schelde. Het oppercommando van de geallieerden waarschuwt u…
Het is zeer waarschijnlijk dat de vijandelijke troepen en installaties op uwe eilanden binnenkort aan een hevig en langdurig luchtbombardement zullen bloot staan.
Duizenden van deze pamfletten worden begin oktober boven het Zeeuwse Westkapelle uitgestrooid. Op de dijk van Westkapelle spreek ik met Kees Pouwelse, destijds een jochie van twaalf.
Van Uhm: Want u was erbij in 1944, toen het allemaal hier gebeurde.
Pouwelse: Ja, dat klopt.
Van Uhm: Twaalf jaar oud, als ik het goed heb.
Pouwelse: Twaalf jaar oud was ik toen. Het was onrustig natuurlijk, maar dat was het toch al. Maar er werd gezegd: ‘Ah, zo gooien misschien een bom op die bunkers op de dijk. En dan, daar houdt het wel mee op.’ Na 3 oktober…
Van Uhm: Maar even dus... De mensen wisten met die pamfletten eigenlijk niet goed wat ze moesten doen?
Pouwelse: Je zag ‘s avonds mensen op de fiets met ouwe mensen, die ze wegbrachten eigenlijk. Wij bleven en de meesten bleven. Ja, het was natuurlijk een angstige nacht en 3 oktober ’s morgens… Ja, wat moest je doen, wat zou er gebeuren? Want 3 oktober zou het toch gebeuren. Ik ging nog even naar een oom en tante, die hadden twee kinders.
Van Uhm: In het dorp?
Pouwelse: in het dorp, een eindje verder. En daar was ik en toen om kwart over één gooiden ze fosfor waar ze de bommen zouden gooien. Dat wist je nog niet natuurlijk. Maar ik ben toen naar huis gerend hé. Die mensen, mijn oom en tante, zeiden: ‘Blijf hier, blijf hier, de schuilkelder in.’ ‘Nee, ik ga naar huis.’ Dus ik ben naar huis gevlogen.
Pouwelse: De eerste bommen vielen dichtbij ons, bij ons in de buurt. Toen gooiden ze de hele Kloosterstraat, dat was ook zo'n 150 meter bij ons vandaan denk ik, helemaal plat. En we kregen ontzettend veel droge kelen van de kruitdampen.
Van Uhm: Ja, ja en luchtdruk neem ik aan?
Pouwelse: En ook, ja je zat te schommelen in die schuilkelder. Het was gewoon verschrikkelijk.
Pouwelse: En toen zaten wij nog in die schuilkelder en daar kwam een Duitser- bij ons voor stonden een paar Duitse barakken - en die heeft ons vermoedelijk die schuilkelder in zien lopen en die kwam op handen en voeten. En die bloedde ontzettend aan zijn hand. Dat zie je dan nog voor je natuurlijk. En die zei: ‘Mensen, wegfahren. Het wasser komt.’ Ja, toen kwamen we eruit en keken we zo de zee in.
De aanval op Walcheren is dus met bombardementen. Het meest bijzondere is toch die inundatie, die onderwaterzetting. En dat noemen we een offensieve inundatie, dus een inundatie om het gebied te veroveren. Niet zoals wij bij de waterlinie deden onder water zetten om te verdedigen, maar hier om te veroveren. Maar de geallieerden wisten wel dat dit toen veel tot veel verwoesting zou leiden. Dat was dat wisten ze ook wel. Aan de andere kant, het belang is zo groot vanuit een hoger militair belang, dat de Nederlanders dit gewoon hadden te slikken. In de besluitvorming van al deze operaties spelen Nederlanders absoluut geen enkele rol.
Pouwelse: Daar zag je diezelfde avond mensen, ja God wat je zelf kent. En dan kwam er een paard en wagen en dan lagen daar een heleboel lijken op en zo. Ja, dat was verschrikkelijk natuurlijk. En die dag zijn er 152 mensen verongelukt.
Van Uhm: Maar als je dat op 12 jaar meemaakt.
Pouwelse: En dan ’s avonds of tegen de avond, kwam het bericht dat die oom en tante, waar ik ‘s middags nog was met die twee kinderen - dat waren de kinderen van 4 en 2 jaar - die waren ook verongelukt.
Van Uhm: Dus een neefje en een nichtje…
Pouwelse: Twee neefjes, twee neefjes en een oom en een tante.
Van Uhm: Misschien een rare vraag, maar het waren de geallieerden, het waren de bevrijders die dit deden. Neemt u ze wat kwalijk?
Pouwelse: Ja, goed, ik had een jong leven natuurlijk hè. Er zijn er ook wel die dit kwalijk genomen hebben, volgens mij. Nou ja, dat kwam bij mij toch niet op en ik geloof bij mijn ouders ook niet. Want ja, aan die oorlog moest een einde aan komen. Er was ontzettend veel gebeurd natuurlijk. En dat was natuurlijk hier… Om de weg naar Antwerpen vrij te maken, moest natuurlijk eerst ook dat gat komen.
Wat er dan gebeurt is dat die corridor hier, die wat verbreed is in die gevechten na Market Garden… Van daaruit een aanval in westelijke richting Brabant ingaat - dat is de aanval waardoor bijvoorbeeld Den Bosch, Tilburg en Breda zullen worden bevrijd - die aanval gaat in westelijke richting. Tegelijkertijd wordt er aangevallen in Zeeland en op Walcheren. Dus feitelijk worden de Duitsers die hier zitten en de Duitsers die Zeeland nog in handen hebben, aan twee kanten als het ware ingedrukt.
Begin november 1944 wordt er nog flink gevochten op Walcheren. Na zes dagen keiharde strijd geven de Duitse militairen zich over en zijn Zeeland en de Westerschelde in geallieerde handen.
De Duitsers hebben gecapituleerd.