Een egel is een nachtdier. Hij kan wel zien, maar als hij op jacht gaat, gebruikt hij vooral de oren en de neus.
Zo ontdekt hij zelfs in het donker een vluchtende krekel. Deze egel trekt zich niets aan van de sterke lamp, die gebruikt wordt om te filmen. Hij jaagt gewoon door. Er moet een prooi in de buurt zijn.
De egel heeft een forse kever ontdekt. Hij grijpt de prooi met de tanden en verplettert het harde pantser daarna met de kiezen. De kaken zijn bezet met tanden en kiezen. Vooral de achterste kiezen zijn groot en scherp. Daar kraakt hij insecten mee. Voorin de bek staan puntige tanden om een prooi vast te pakken.
Insecten zijn niet erg groot. Een egel moet daarom elke nacht heel wat insecten vangen om genoeg te eten te krijgen. Naast insecten eet de egel ook allerlei ander voedsel, regenwormen bijvoorbeeld, of slakken, eieren, eikels en paddenstoelen.
Een egel is 's zomers elke nacht bezig voedsel te zoeken. Daardoor wordt hij vet genoeg om de winter slapend door te kunnen brengen.