Eind augustus staan de Duitsers hier voor Antwerpen. Antwerpen, een belangrijke havenstad natuurlijk. En Duitsers proberen hier dan deze stad te laten vallen. Er is hier behoorlijk gevochten. Zelfs gebombardeerd, de Eerste Wereldoorlog was de eerste oorlog waarin bombardementen werden uitgevoerd. Vanuit zeppelins is hier, zijn hier een aantal bommen op de stad gegooid, wat trouwens voor immense paniek zorgde. Dan krijg je hier echt langs de kades richting Antwerpen krijgen hele troepen mensen die richting Nederland vluchten. En dan begint die immense uittocht van wat een miljoen mensen zal worden die vanuit Belgie naar Nederland gaan waar ze hopen om in veiligheid te komen. Ik heb hier een foto uit 1915 van mijn opa Sam en oudoom Jan, 10 jaar oud, negen jaar oud. Twee jongetjes, twee broertjes, geboren en getogen op Java, toen nog Nederlands-Indië. In 1914 gaat mijn familie met verlof naar Nederland voor de duur van zes maanden. En als die zes maanden erop zitten, gaan hun ouders terug naar Indië. En zij blijven hier in Nederland achter om hier goed onderwijs te genieten. Zo ging dat in die dagen en tijdens de hele Eerste Wereldoorlog schrijven deze twee jongetjes iedere week een brief naar hun ouders. Een van de mooiste is: lieve paps en moes. Wij hebben bij Oom Dick in Brabant gelogeerd. We hoorden de hele nacht en de hele dag grote ontploffingen in Belgie. Een paar brieven later schreven ze dat ze mensen hebben zien lopen door de weilanden om. Dick heeft gezegd dat het vluchtelingen zijn. Ze slapen 's nachts in de bossen rond de boerderij. Dit is wel mooi. Dit is mijn eigen krant, een Nieuwe Rotterdamsche Courant en in NRC van 9oktober 1914. Hier aan de Schelde bij de AFL meer plaatsen van de boten en de andere stations stonden menigten van duizenden. Maar het vreselijkste was de uittocht der vele tienduizenden die te voet naar de Nederlandse grens gingen. Ik heb die uittocht meegemaakt, schreef de journalist. Van Antwerpen tot aan de grens was het een lange, droeve stoet van mensen en dieren. Hele kudden vee werden mee gedreven door in doodsangst vluchtende boeren uit de omstreken. Jonge mensen waren er die hun oude grootmoeder op een kruiwagen vervoerden. Voertuigen van allerlei soort zag men en al die vluchtende keken telkens om naar hun stad die in vlammen en rook opging. Een stuk waar ik meteen zou zeggen van plaatsen jongens en een ooggetuigenverslag dat dat echt beschrijft hoe die stad leegstroomt en hoe men inderdaad uit doodsangst vlucht naar Nederland. Men hoort wel, zeg maar tot midden Nederland, zo'n beetje het kanongebulder. Dus het is heel, heel dichtbij. Die vluchtelingen brengen het eigenlijk nog meer dichterbij, want die hebben alle verhalen die die hebben echt alles meegemaakt. Dus die krijgen ooggetuigenverslagen. Er werden allerlei uitvoerverboden afgekondigd want men wist nog steeds niet of Nederland nou wel of niet in oorlog zou komen en dus geen paarden meer over de grens, geen stro, geen ander voedsel, enzovoort enzovoort. En hier in de Tweede Kamer, het parlement, besloot heel braaf mee te werken. Die hebben een soort wat ze noemde de godsvrede afgekondigd, wat eigenlijk betekende dat de regering z'n gang kon gaan en dat het parlement eigenlijk alles zo'n beetje sanctioneren geen kritische vragen stelde. Men vraagt in Nederland geld, een soort Giro 555 voor de voor de Belgische vluchtelingen in Nederland. Het is heel mooi om te zien. Grote sommen worden gestort. Soms vijfduizend gulden. Want d'r zijn d'r ook twee dienstmeisjes, twee gulden. Iemand die dan zegt, in een hoop dat onze treurige maatschappij spoedig tot inkeer komt. 2,5 gulden. Het was natuurlijk absoluut niet voorbereid. Niemand had het voorzien. Dus ze moesten in allerijl allerlei noodmaatregelen genomen worden. Vooral omdat die mensen natuurlijk allemaal de grens over kwamen en in de grensgebieden die ze zo snel mogelijk kwijt. Dus moest allemaal doorgesluisd worden naar het centrum van het land en daarna verdeeld over noord, zuid, oost. Die kampen zijn aanvankelijk ingericht op onderdak en voeding. Want het zou maar weken, misschien maanden duren. Maar dat ging dus jaren duren. Dus aanvankelijk, als je naar de plattegrond van zo'n kamp kijkt, dan zie je heel veel slaapbarakken en bijvoorbeeld een werkbarak. Dus er moest een enorm sociaal plan eigenlijk ontwikkeld worden om die mensen bezig te gaan houden. Augustus 1914 valt het allemaal nog, maar het is mooi weer. Maar natuurlijk, daarna komt de herfst. Daarna komt de winter. Die barakken zou eigenlijk niet ingericht op winterweer. Het is gewoon een zandvloer. Vaak is er niet eens verwarming en je kan je ook voorstellen als mensen eerst het het vege lijf moeten redden, dan zijn ze al lang blij dat ze het leven nog hebben. Daarna, als de situatie zich stabiliseert, ja dan begint men weer te klagen en dan begint de onvrede toe te nemen. Eind 1915, na 1 jaar oorlog, is 90 procent van de Belgische vluchtelingen al weer terug naar huis. En dan vraag je je natuurlijk af hoe ze hun verblijf in Nederland beleefd hebben. Dat zal heel wisselend geweest zijn, hoewel de omstandigheden in de Belgische vluchtelingenkampen redelijk waren. Je blijft toch een vluchteling. Je wordt niet met open armen ontvangen, je wordt gedoogd en heel erg belangrijk: je wordt ook geacht dankbaar te zijn. Dit doekje getuigt ervan ter herinnering aan de liefderijke opname in Nederland van de Belgische vluchtelingen. Koningin Wilhelmina en koning Albert broederlijk bijeen. En dit doekje is dan ook nog eens extra mooi versierd. Net dat extra beetje dankbaarheid.