Er is een meisje. Ze is altijd samen met haar grijze ezelin, Abby. De buurjongen rijdt langs op zijn paard. Wat een mooi glanzend dier, zeggen alle mensen als ze hem zien. Hee, Ezelmeisje! Wedstrijdje?, roept de buurjongen. Mijn paard tegen jouw ezel. Weg is hij. Uche! Wat een stofwolk. Bluh! Doet het meisje en ze denkt: Wist ik maar iets terug te zeggen.
Abby heeft een veulen gekregen. Papa wil het verkopen. Het meisje roept: Het is Abby's kindje! Je zou mij toch ook niet zomaar verkopen?! Lieverd, het is maar een ezel. Het meisje wordt boos. Maar dan gebeurt er iets geks. Twee mannen knopen zomaar Abby en haar veulen los! Ze willen ze meenemen! Dat zijn onze ezels, roept het meisje. De buurjongen komt nieuwsgierig aanrijden. Wij zijn vrienden van Jezus, zeggen de mannen. Vandaag heeft Hij deze ezeltjes nodig. Vandaag rijdt hij de stad Jeruzalem binnen. Jezus?!, roept de buurjongen. Die is toch beroemd?! Jullie kunnen beter naar mijn vader gaan: Hij heeft de prachtigste paarden. Glanzende rossen voor koningen en soldatenwagens. De mannen schudden nee. Jezus wil deze ezeltjes lenen. Papa knikt. We zullen alles doen om Jezus te helpen. Alleen als we Abby en haar veulen terugkrijgen, zegt het meisje. De mannen glimlachen. Maar natuurlijk.
Wat is het druk! Straks komt Jezus door de poort. Iedereen zwaait met palmbladeren. Sommige mensen leggen hun jas als kleed op de grond. Ze roepen: hoera voor de Koning! Hoera voor de Koning! Papa, vraagt het meisje. Waarom leggen ze die kleren en bladeren op de weg? Dat doen ze omdat Jezus een Koning is. 'Is Hij een echte koning?' Hij geeft ons hoop dat het morgen beter wordt, antwoordt papa. Beter dan nu, met die Romeinse soldaten die de hele tijd de baas spelen in ons land. De mensen beginnen te juichen. Daar komt Hij, roept het meisje. Daar komt Jezus, ik zie Hem! Hij zit op ons veulen! Papa, kijk! Op een ezel? zegt een Romeinse soldaat naast haar. Een koning hoort toch op een stoer vechtpaard? Jezus komt juist om vrede te brengen, zegt een vrouw. Dan heb je niks aan een vechtpaard. Hoor je dat, papa?, zegt het meisje trots. Abby en haar veulen helpen om de vrede te brengen.
Even later lopen het meisje en haar vader naar huis met Abby en het veulen. Ze mag nu van papa allebei de ezeltjes houden! Iedereen wil de dieren even aaien. Niemand kijkt meer naar de buurjongen en zijn paard. Hee ezelmeisje, roept hij jaloers. Wedstrijdje? Mijn paard tegen dat beest? Hij wijst naar het veulen. Dat beest heet Vrede, zegt het meisje. En hij hoeft geen wedstrijdjes te doen. Hij heeft al de allergrootste prijs gewonnen: Hij heeft een echte Koning gedragen. Daarop weet de buurjongen niks meer te zeggen. Toch? Nee, hè?