Moet je eens zien: handboeien in het museum. Maar waarom? Dit is toch geen schilderij? En geen kunst-werk? Nee, maar het vertelt een verhaal, het is een belangrijk object uit de geschiedenis van Nederland. Dit is namelijk een slavenboei. We zijn er niet trots op, maar het hoort wel bij onze geschiedenis.
In de Gouden Eeuw is Nederland een rijk land. Dit komt voor een deel door de handel in goederen die we voeren met andere landen. Maar De Nederlanders houden zich ook bezig met mensenhandel. Ze stelen mensen uit bijvoorbeeld Afrika die ze daarna verkopen aan anderen om onder dwang onbetaald werk te doen.
Er zijn verschillende maatschappijen die een grote rol spelen in de Nederlandse handel tijdens de Gouden Eeuw. De bekendste is misschien wel de VOC, die met handelsschepen naar het oosten varen: Zuid-Afrika… India… Indonesië… Maar er is ook de WIC, de West-Indische Compagnie. Zij richten zich op de handel tus-sen Europa, Afrika en Amerika. Ze verhandelen goud en grondstoffen zoals suiker, cacao en koffie, maar ze nemen ook mensen tegen hun wil mee, die ze tot slaaf maken. Zij worden opgekocht in Afrika en vervoerd naar de koloniën waar ze onder dwang moeten werken bij mensen thuis en op plantages waar koffie, suiker en tabak worden verbouwd voor de Europese markt.
Kijk, een scheepsmodel van een 18e-eeuws schip. We kunnen aan de bouw zien waar het schip voor heeft gediend. Het heeft drie grote masten, dus het is een zeeschip, maar er zijn weinig kanonnen aan boord, dus het zal geen oorlogsschip zijn. Voor de handel dus, maar voor welke handel? De brede romp, hoge masten en vooral de versiering met Afrikaanse mannen op de boeg doet vermoeden dat het hier gaat om een sla-venschip.
Het is een schip van de West-Indische Compagnie. Met dit soort schepen zijn mannen, vrouwen en kinderen vanuit de westkust van Afrika naar de Caraïben ver-voerd. Daar worden ze doorverkocht om uiteindelijk gedwongen te gaan werken op bijvoorbeeld plantages. Naar schatting zijn er ongeveer 12 miljoen mensen uit Afrika op deze manier verscheept. De overtocht vanuit Afrika moet vreselijk zijn geweest en velen van hen hebben de overtocht dan ook niet overleefd.
Er zijn niet veel modellen bewaard gebleven van sla-venschepen, net zoals dat er weinig schilderijen zijn waar slavernij het onderwerp is. Maar als je goed op-let, zijn er op sommige schilderijen sporen te zien van slavenhandel en slavernij, al moet je er soms naar zoeken. We staan hier in het Rijksmuseum in de zaal waar ook de wereldberoemde Nachtwacht hangt. Dit is een schilderij met belangrijke mannen dat wel een beetje lijkt op de Nachtwacht. Het is een schilderij van Bartholomeus van der Helst. Van alle personen die we hier zien weten we precies wie het zijn en waar ze vandaan komen, behalve van ééntje: dit jongentje in het midden. Wie zou het zijn? En waarom staat hij op het schilderij? We weten het niet, maar het is wel waarschijnlijk dat hij door een slavenhandelaar mee naar Nederland is genomen.
Dit is een belangrijk man voor de West Indische Com-pagnie: directeur-generaal Johan Valckenburg. Hij heeft de hoogste functie in de Goudkust in West-Afrika, ongeveer waar nu Ghana ligt. Onder zijn leiding handelt de West Indische Compagnie in goud, ivoor én in mensen. Als ‘beloning’ voor zijn werk krijgt Valcken-burg een grote gouden penning, die hier achter hem te zien is. Omhoog gehouden door één van de mensen die tot slaaf is gemaakt.
Eenmaal in Suriname en de Antillen aangekomen, wor-den de mensen als slaaf verhandeld en uiteindelijk aan het werk gezet op plantages, een soort boerderijen, zoals deze koffieplantage. We zien mooie huizen, palmbomen een rivier en mensen die aan het werk zijn. In het midden zien we een wit huis, met de plan-tage-eigenaar in de deuropening. Hij kijkt toe hoe de tot slaaf gemaakten het terras schoonvegen en hoe anderen in de tuin werken. Helemaal rechts komt een scheepje aan om de vracht te vervoeren. En ook hier zijn het de slaafgemaakten die het werk doen en de kisten en vaten aan wal brengen.
Het zijn werelden van verschil. Aan de ene kant ken-nen we het beeld van de rijkdom in Nederland tijdens de Gouden Eeuw, wat veel te zien is op de schilderijen hier in het Rijksmuseum, en tegelijkertijd is er een wereld vol onrecht, angst en onderdrukking aan de andere kant.
Door de mensenhandel en het onbetaalde werk van de slaafgemaakten op plantages zijn de opbrengsten hoog en kan er dus veel verhandeld worden. Je kunt dus zeggen dat ons land rijker is geworden door de slaver-nij. En ons land is niet eens het enige land dat zich in die tijd bezighoudt met slavenhandel en slavernij.
In totaal zijn er vanaf de 17e eeuw miljoenen mensen verscheept van Afrika naar Amerika en tot slaaf ge-maakt. Nederlandse handelaars hebben er daar zo’n 600.000 van op hun geweten. Dit gebeurde honderden jaren lang, tot diep in de 19e eeuw.
Uiteindelijk wordt in de Nederlandse gebieden de sla-vernij in 1863 beëindigd. Deze brief is een belangrijk document uit die tijd. Hierin staat namelijk dat slaven-eigenaren, die klagen over het verlies van hun ‘bezit’, geld krijgen. Een soort vergoeding. De slaafgemaak-ten… die krijgen niets.
Slavernij lijkt iets uit het verleden, maar mensen van hun vrijheid beroven om te werken komt tegenwoordig ook nog voor. Al is het lang niet zo zichtbaar als 400 jaar geleden. In landen als India en Bangladesh wor-den soms kinderen aan het werk gezet om te werken in de kledingindustrie. Ze krijgen daarvoor nauwelijks betaald en werken onder erbarmelijke omstandighe-den. Dit noemen we moderne slavernij. Daarom is het belangrijk om ons bewust te zijn van de verschrikkin-gen van de slavernij. In het heden, maar ook om te blijven herinneren dat slavernij ook een onderdeel is van ónze geschiedenis.