Samen met tolk Corinne Lijsner ga ik op bezoek bij Victor Bartoloméus. Hij is 82 en woont op het platteland van Curaçao. Victor weet alles over het vroegere leven op de plantage. Geleerd was hij oudoom.
Meneer Victor, op de plantage woonden die slaven, maar hoe zag hun dag er uit?
Ze werkte van zonsopgang tot zonsondergang. Dat hebben mijn oudooms mij verteld. En zij hadden het van hun grootouders. Dat waren slaven. Het onkruid wieden. Ze zeggen ook wel: de aarde krabben. Vroeger zongen ze: roep me, noem me bij mijn naam, roep me, je weet drommels goed wat mijn naam is. Je riep me, je riep me. Waarom zongen ze? Om het werk dragelijk te maken. Met die woorden uitte ze hun gevoelens. Meneer Victor, zongen ze toen ook over hun leed? Kent u zo’n lied? Ja. Ze zongen bijvoorbeeld: hoe kan ik leven? Hoe kan ik leven hier op aarde? Tijdens het zaaien heb ik bonen gepland. Nu ze uit de grond zijn heeft de meester trek in bonen. Hoe zeg je het? Tijdens het graven zongen ze over de meester. Ze zongen bijvoorbeeld over een opzichter die hen slecht behandelde. Ze zongen bekende liederen, maar dan met andere woorden.