Op de vroegere Kunstacademies gebruikte men gipsafgietsels uit de Oudheid als voorbeeld om te tekenen. Op de Rijksacademie in Amsterdam is een unieke collectie van het studiemateriaal van de kunstopleidingen in Nederland bewaard gebleven. Een beeld uit de Griekse cultuur, dat vormde de ideale schoonheid en de ideale lichaamsproporties van de mens. En een mens was een centrale figuur in de opleiding voor kunstenaars. Kijk: dit is een voorbeeld waarbij je heel goed kan zien dat een naaktmodel neergezet is op een manier zoals een beeld uit de Klassieke Oudheid ook er uitzag. En je moet je voorstellen, dat zo’n naaktmodel vaak veel minder spierballen had dan de tekening. Een beeld uit de Klassieke Oudheid was vaak heel erg gespierd. Dat was mooier dan een magere arm of een mager been. Dus die werden daar gewoon ingetekend. Dit studieboek ging over de proporties van het menselijk lichaam volgens de principes van de antieke beelden. En meneer Audren, dat was een Fransman, heeft dit in de 18de eeuw helemaal uitgewerkt en hij heeft ook uitgelegd hoe je zo’n beeld moest natekenen en hoe de maten precies waren. En zoals je ziet heeft dit beeld in werkelijkheid enorme spierbundels. Spieren waren heel belangrijk om goed na te tekenen, want het gaf weer hoe het menselijk lichaam in elkaar zat. Een belangrijk vak was Anatomie en dit is een studieboek uit de 16de eeuw, waar vroeger waarschijnlijk heel veel in werd gekeken. En in dit boek heeft een anatomist, hij heette André Versalius, opgetekend wat hij aantrof toen hij menselijke lichamen uit elkaar haalde. Hij ontleedde ze uit nieuwsgierigheid. Hij wilde weten als een wetenschapper hoe het menselijk lichaam in elkaar zit en hoe het functioneert. Kon je eenmaal een goed, op een goede manier volgens de regels een menselijk lichaam neerzetten zowel van binnen als van buiten, dan kon je jezelf eigenlijk pas een kunstenaar noemen.