In de 19e eeuw was het slecht gesteld met de arbeidswetgeving in Nederland.
Arbeiders hadden het zwaar. Werkdagen van zestien uur waren geen uitzondering. Bedrijfsongevallen en ziekten kwamen vaak voor. En doordat de lonen erg laag waren moesten ook veel kinderen werken om het lage gezinsinkomen aan te vullen. Als je geen werk had was je aangewezen op liefdadigheid, bedelarij of diefstal. Om betere arbeidsomstandigheden af te dwingen, gingen werknemers zich organiseren. Dat deden zij door vakbonden op te richten
Deze vakbonden streden voor hogere lonen, kortere werktijden en afschaffing van kinderarbeid. Door de verzuiling ontstonden er verschillende vakbonden. Sociaal democratische, protestante en katholieke. Deze vakbonden kregen al snel grote aanhang, zo konden ze druk uitoefenen op de overheid. Een deel van de arbeidsomstandigheden werd hierdoor wettelijk geregeld. En nog steeds spelen deze vakbonden een grote rol in Nederland.