Europa ligt in puin aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Steden zijn verwoest, spoorwegen, bruggen, fabrieken, alles is kapot. Miljoenen mensen zijn omgekomen. Velen zijn dakloos. Dit mag nooit meer gebeuren, zeggen de mensen. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Want hoe krijg je weer vertrouwen tussen landen die nog maar kort geleden elkaars vijanden waren? Het antwoord lijkt simpel. Samenwerken. Maar eerst moeten de landen weer worden opgebouwd. Dat kost veel geld. Amerika helpt met het Marshallplan. Nu kan er met opbouwen worden begonnen. En daarvoor is steenkool nodig, dan de belangrijkste energiebron. En al snel produceren fabrieken weer staal, nodig voor machines, treinen en bruggen. En daar zit m gelijk het gevaar, want met staal kun je niet alleen spoorwegen en bruggen bouwen, maar ook wapens zoals deze. En dan komt iemand op een idee: als we nou eens samen de kolen- en staalindustrie gaan opzetten, dan helpen we elkaars landen opbouwen en tegelijkertijd voorkomen dat één land op eigen houtje weer wapens gaat maken. En het lukt. Zes jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog sluiten zes landen, waaronder Nederland, een verdrag. Ze vormen de EGKS, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Die samenwerking levert zoveel op dat de landen verder willen samenwerken. Ze sluiten een nieuw verdrag en vormen nu samen de EEG, de Europese Economische Gemeenschap. Belangrijkste afspraak: goederen en mensen moeten vrij tussen de landen kunnen reizen. Tot nu toe moet elk land dat zijn producten in een ander land wil verkopen, invoerrechten betalen. Er zijn strenge controles bij de grenzen. Hetzelfde geldt voor personen. Als je naar België of Duitsland wilde reizen, werd je bij de grenzen altijd gecontroleerd bij zo'n douanepost. Hier zat dan een slagboom. Als je pech had, begon je vakantie met urenlang wachten bij de grens. Maar door invoerrechten en grenscontroles op te heffen, wordt handel binnen de EEG makkelijker en de producten goedkoper. Sinds 1985 is dat wachten afgelopen, want de grenzen tussen de EEG-landen zijn open. De economische samenwerking levert zoveel voordelen op dat steeds meer landen zich aansluiten bij de EEG. In 1992 krijgt de EEG een andere naam: De Europese Unie met als leus Eenheid in verscheidenheid. Kortom, we zijn allemaal anders. Maar we hebben één belang en dat is samenwerken. Maar hoe krijg je dat voor elkaar met 27 landen en 500 miljoen burgers. Dat doe je door afspraken in Europese wetten vast te leggen. Die wetten worden gemaakt door het Europees Parlement, samen met de Raad van Ministers en de Europese Commissie. De Europese Commissie stelt nieuwe wetten voor, bijvoorbeeld over dierenwelzijn. De commissie stuurt het voorstel naar het Europees Parlement. Het parlement mag het voorstel veranderen en het af of goedkeuren. Het parlement stuurt het wetsvoorstel naar de Raad van ministers, in dit geval de landbouwministers. Die mogen het wetsvoorstel ook weer aanpassen en sturen het daarna weer terug naar de Europese Commissie. Als iedereen het met elkaar eens is, wordt het wetsvoorstel een nieuwe Europese Unie wet. Wist je dat 60 procent van alle wetten die ook in Nederland gelden Europese wetten zijn? Soms is een land een voorbeeld voor andere landen. Nederland loopt voorop in het scheiden van afval zoals hier. Met wasmachines en drogers en ook in het hergebruiken van autowrakken. Dat doen we zo goed dat onze manier van verwerken, nu verplicht is in alle landen van de Europese Unie. Kan elk land lid worden van de Europese Unie? Ja. Maar dan moet het wel minderheden beschermen en de mensenrechten respecteren. Discrimineren mag dus niet. En toch worden mensen buitengesloten vanwege hun geloof, een beperking of hun seksuele geaardheid. Zo worden de Roma in sommige Europese Unie landen achtergesteld. Ze vinden vaak moeilijk een baan en zijn daardoor arm. Dat u door het huwelijk aan elkander bent verbonden. In Nederland mogen homo's en lesbiennes met elkaar trouwen, maar niet in elk land is homoseksualiteit zo vanzelfsprekend. De Europese Unie doet er alles aan om deze groepen recht op gelijke behandeling ook echt te laten krijgen. We vinden het in de Europese Unie ook belangrijk dat dieren goed verzorgd worden. Bijvoorbeeld wat betreft het verblijf en het vervoer van dieren. Niet over alle dierenrechten zijn we het eens. In sommige landen, zoals Nederland, mogen roofdieren niet meer in een circus optreden, maar in andere landen mag dat nog wel. En ook stierengevechten worden nog steeds gehouden, ondanks veel protesten. Wat je in ieder geval met een gerust hart in de hele Europese Unie kunt kopen, is parfum. Deze geurtjes werden een paar jaar geleden nog getest op dieren zoals konijnen, cavia's en muizen. Van de EU mag dat niet meer. Alleen voor de ontwikkeling van nieuwe medicijnen tegen ziekten zoals MS en kanker wordt nog een uitzondering gemaakt. De Europese Unie probeert ook jongeren enthousiast te maken voor Europa. Dat doet ze bijvoorbeeld door subsidies te geven aan bijzondere projecten. Op 1 januari 2002 wordt de euro ingevoerd. Zeventien van de zevenentwintig Europese Unie landen doen mee. Daar kun je dus met de euro betalen. Daarvoor had elk land zijn eigen munt België de frank, Duitsland de mark en Nederland de gulden. Elke keer als je dan de grens overging, bijvoorbeeld bij België, dan moet je die guldens omwisselen in Belgische franken. En als je terugging weer andersom. De bank rekende daar elke keer geld voor. Nu kun je in veel landen betalen met de euro. Maar de euro heeft ook nadelen. Want als een euroland in de financiële problemen zit, merken de andere landen dat ook. En zo zijn er nog veel meer problemen waarover in het Europees Parlement de landen het pas na veel vergaderen en onderhandelen eens kunnen worden. Maar dat het al langer dan 65 jaar vrede is tussen de Europese landen. Dat is misschien wel het mooiste resultaat. Daarvoor kreeg de Europese Unie dan ook in 2012 de Nobelprijs voor de Vrede. De Europese Unie en haar voorlopers hebben de afgelopen zes decennia bijgedragen aan de vrede en hereniging, democratie en mensenrechten in Europa.