Er wordt een man uitgezwaaid. Het is de knecht van Abraham. Eliëzer. Hij gaat op reis. Met zijn kameel. Kom, ouwe Bobbelaar, wij hebben een heel belangrijke opdracht. Mmm, doet Kameel. Ja, onze leider Abraham is uitgekozen door God om de vader te worden van ontelbaar veel kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. En wij gaan daaraan meehelpen. Wij gaan een vrouw zoeken voor de zoon van Abraham: voor Isaak. Mmm, doet Kameel. O... Straks kies ik de verkeerde vrouw! Als ze dom is, wordt heel Abrahams volk dom. Dan verpruts ik Gods plan! Mmmm, doet Kameel. En ze moet ook nog eens uit de goede stad komen. Uit de stad waar Abraham vroeger woonde. Die stad ligt in een heel ver land.
Eliëzer is dagen onderweg. En nachten. Hij kan er niet van slapen: Moet het meisje nou mooi zijn? Of lief? Of slim? Bobbelaar! Ik weet het! Ik laat God gewoon kiezen. Als we aankomen bij de stad, hebben we natuurlijk dorst. Dan stoppen we bij een waterput. Ik vraag daar een meisje om water. En als ze me dat geeft én jou én de andere kamelen ook, dan is zij het meisje dat God heeft gekozen! Dat wordt dan de vrouw van Isaak. Mmmmmm, doet Kameel.
Ze komen aan bij een waterput. Hee, daar komt een meisje aan. Asjeblieft, mag ik wat water, vraagt Eliëzer. Tuurlijk! Het meisje laat haar kruik in het koele water zakken. Zo. Plons! Hebben jullie lang gereisd? Jullie hebben vast dorst. Ze haalt haar kruik omhoog. Ze geeft Eliëzer wat water. En dan loopt ze naar Kameel. Slllurp, doet Kameel. En de andere kamelen slurpen ook. Eliëzer staat stil naar haar te kijken. Zij... zij is het! Zij is het gewoon! Dank U wel, God!
'Ehm, hoe heet je?' 'Rebekka.' 'Rebekka, mag ik met jou en je familie praten?' Ze gaan naar de ouders van Rebekka. Zal haar familie Abraham nog kennen van vroeger? Hij vraagt het. Wat?! Abraham is zelfs een verre oom! Het kan niet beter! Eliëzer schraapt zijn keel. Vinden jullie het goed dat jullie dochter gaat trouwen met de zoon van Abraham? Haar ouders vinden het goed. Maar Rebekka moet ook ja zeggen. Moet je je voorstellen, weg van je ouders, naar een vreemd land, trouwen met een man die je niet eens kent. Eliëzer zweet ervan. Het is zo spannend! Jaaa! roept Rebekka. Ik mag op avontuur! Gelukkig, ze wil mee!
De volgende dag springt Rebekka op een kameel. Ze kunnen haar bijna niet bijhouden! Zo snel rijdt ze. Twee dagen eerder dan ze dachten zijn ze terug. Eliëzer en Kameel hebben het er warm van. Maar Rebekka springt fris van haar kameel. Daar loopt Isaak. Als ze haar maar leuk vindt, fluistert Eliëzer. En Isaak... die vindt haar heel erg leuk! Eliëzer geeft Kameel een dikke knipoog. Gods plan komt helemaal goed! Mmm, doet Kameel. Hebben jullie ook zo'n dorst gekregen? Ja. Wat vinden jullie lekker om te drinken? Appelsap. Niet zo lekker. Nee, niet zo lekker?