Ik ben Emelie, ik ben Madita, ik ben Paul.
Paul: We gaan verven met eetbare verf. Ik roer het.
Emelie: in de pan zit zout, suiker, meel en water!
Emelie: wil je proberen?
Madita: nee
Emalie: Lekker?
Paul: uh blah bleh!
Emelie: bleh?
Paul: smaakt vies!
Juf: dit is bietensap, daar kun je goed mee kleuren. Met je lepel kun je een beetje bij je verf doen.
Emelie: het wordt roze. Ik hou van roze.
Ik heb ook wat water nodig
Paul: het lijkt op babyvoeding
Emelie: het wordt helemaal roze op tafel.
Kom we gaan wat schilderen. Je kunt wat verven zoals ik.
Paul: kleuren, het wordt een kleurig schilderij
We kleuren alles.
Waar heb je het heengeflatst? Laten we het tegen de muur gooien.
Emelie: niet naar mij!
Ik heb een regenboog gemaakt. De regenboog moet versierd worden. En ik heb er een toeter opgezet
Paul: Emelie probeert met alles te schilderen, ik ook
Madita: ik ook
Kijk eens!
Een handafdruk!
Paul: ik heb een gekleurde voet
Emelie: het is glibberig
Paul: straks zit ik vast!