De handel met Indië, in textiel, koffie en specerijen, heeft Nederland tot grote bloei gebracht. In verschillende Hollandse en Zeeuwse steden is dat nog steeds goed te zien. Sporen van een rijk verleden.
Maar hoe is die handel op Indië eigenlijk begonnen? We gaan terug naar de 16e eeuw. De Portugezen hebben een goede handel ontdekt in Azië. Ze slaan er specerijen in zoals nootmuskaat, foelie en kruidnagelen. En als ze weer thuis zijn verkopen ze de specerijen aan andere Europese landen.
Deze handel levert de Portugezen heel veel geld op. De Nederlanders willen natuurlijk ook veel geld verdienen, en gaan daarom óók op zoek naar specerijen in Indië.Om de dure reis naar Azië te kunnen betalen, richten de Nederlandse handelaren een compagnie op, een gezamenlijke onderneming.
Voor 300.000 gulden kopen ze schepen, wapens en bemanning. Nu alleen nog mensen die de weg weten naar Indië.Twee mannen uit Enkhuizen weten raad. Het zijn Dirk Gerrits en Jan-Huygen van Lintschoten. Zij hebben jarenlang voor de Portugezen gewerkt en zijn al eens naar Indië gevaren.
Ze hebben handige reisverslagen en zeekaarten.Op 2 april 1595 vertrekt de eerste Nederlandse expeditie naar Azië. Maar al snel gaat het mis: de schippers krijgen ruzie over de route. En de bemanningsleden worden ziek, omdat er geen vers voedsel aan boord is.
Na een reis van meer dan een jaar bereiken de Nederlandse schepen eindelijk de haven van Bantam, op het Indische eiland Java. Ondanks alle tegenslag is het doel bereikt; de handelsroute naar de Oost ligt open voor Nederland.