In de Romantiek is men erg geïnteresseerd in het verleden. In de architectuur worden oude bouwstijlen geïmiteerd. We noemen dat “neostijlen”. In één gebouw combineren architecten een neoklassieke tempel met Neorenaissance en nieuwe Gotiek. Een voorbeeld van zo’n bouwwerk is het Concertgebouw in Amsterdam.
Architect Piet de Bruin ontwerpt in de jaren ’80 een nieuwe vleugel aan het Concertgebouw. Om ruimte te maken voor een entree, een restaurant en een foyer. Hij gebruikt moderne materialen in een stijl die contrasteert met de romantische frivoliteit van het gebouw.
“Zo’n substantiële nieuwe vleugel in dezelfde stijl, dat zou ook een ongelukkige keuze zijn geweest, want dan breng je het hele gebouw uit zijn evenwicht, dan ga je eigenlijk de symmetrie die het hoofdgebouw heeft, verstoren door daar in die stijl iets aan te zetten.”
“En dit is de Grote Zaal. Ontworpen in 1888 door Dolf Leonard van Gent. En het gordijn wat er nu hangt is voor de repetitie, dat dempt het geluid zodat het lijkt alsof er 2000 mensen in de zaal zitten.”
“We hebben die echte 19de eeuw, want dat is dé eeuw van de Romantiek, die hebben we in Nederland niet heel erg beleefd. Dat krijgt in ons land de vorm van neostijlen wat we in de praktijk eigenlijk “Hollandse Renaissance” zijn gaan noemen en dat is een soort mengelmoesje van oudere bouwopvattingen die dan worden gerecycled tot een aangename mix.”
“Van Gent liet zich inspireren door andere gebouwen in Europa en één zo’n gebouw was de Tohnhalle Düsseldorf. Dat kan je heel mooi op dit plaatje zien. De overeenkomst met het Concertgebouw: een timpaan, de drie bustes van componisten, de zuilen en de boogvormige deuren.”
En er waren heel verschillende stijlopvattingen die de kant of van dat Gotische op gingen met pinakeltjes moet je je dan voorstellen of het ging de Classicistische kant op, dat is meer het tempelfront met zo’n driehoek en van die zuilen ervoor. Aan de binnenkant zie je het terug in de aankleding, de decoratie van de zalen, daar zie je dus veel van dat franjewerk om de kolommen, langs de randen, kapitelen, halfzuilen. Bovenop die vrij sobere klassieke ordening is hier nog weer uitgepakt met frivoliteit. En dat is Romantiek.”
“Het Concertgebouw staat tegenwoordig middenin de stad. Vroeger hield al de stad op bij het Rijksmuseum wat je daar aan het einde ziet. En het gebouw is toen dus buiten de stad gebouwd, omdat de grond toen hier heel goedkoop was. En dat is een program van eisen om het zo goedkoop te bouwen. En hoe het er toen uitzag, dat kan je op dit plaatje zien.”
“In diezelfde periode wordt iets ontwikkeld wat dan wel de “postkantorenstijl” wordt genoemd, dat is eigenlijk een exces in de richting van die Hollandse Renaissance waarbij het gebouw wordt opgevat als een soort landschap waarin je moet kunnen verdwalen en in gewelven. Het grijpt heel erg terug op de Gotiek. Als je daardoorheen dwaalt, dan waan je je, ja, in een soort droomwereld van een soort kloosterachtige allure met stenen vloeren, met alles ingelegd met randjes en daar zitten nog prachtige fonteinen in binnenplaatsen en waterbakken. Dat riep dus een droomwereld op die sterk teruggrijpt op vroegere tijden en dat is natuurlijk het kenmerk van Romantiek, dat het eigenlijk steeds uitstraalt en uitschreeuwt: “vroeger was alles beter!”.”