Hoe was het jong te zijn in de jaren zestig? Tot het begin van de jaren zestig waren de Nederlandse jongeren nogal braaf. Ze gedroegen zich zoals van hun verwacht werd. Ze waren lid jeugdverenigingen, waar ouderen bepaalde wat er gebeurde. Jongeren hadden weinig in te brengen. Ze dienden hun mond te houden en hun ouders te gehoorzamen.
Het was een tijd van welvaart. Vanaf 1960 verdienden Nederlanders meer en kregen méér vrije tijd. Ze hoefde niet meer op zaterdag te werken en kinderen hoefde niet meer op zaterdag naar school. De Nederlanders hadden het nog nooit zo goed gehad. Steeds meer mensen kochten elektrische apparaten, zoals een platenspeler of een bandrecorder. En natuurlijk een televisietoestel, toen nog zwart-wit. Misschien zelfs een auto. Een televisietoestel èn een auto: dat waren de symbolen van een nieuwe tijd.
Vooral voor oudere Nederlanders een grote verandering. Ze hadden de Tweede Wereldoorlog en een hongerwinter meegemaakt. Armoede gekend. Ze hadden hard gewerkt en heel zuinig geleefd om Nederland na de oorlog weer op te bouwen. Hard werken, zuinig zijn en een gezin stichten. Dat waren de idealen van de ouderen. Óók in die periode van overvloed.
De jongeren van de jaren zestig waren geboren vlak na de Tweede Wereldoorlog. Er werden toen heel veel baby's geboren. Een ware geboortegolf, een "babyboom". Daarom heten ze ook wel de babyboom-generatie. Ze kregen meer zakgeld, een betere opleiding èn ook meer vrije tijd dan hun ouders vroeger. Ze konden een brommer kopen. Dat betekende vrijheid. Gaan en staan waar je wilde.
Ze vonden hun ouders maar saai en burgerlijk. De jongeren waren opstandig en gingen hun eigen weg. Op zoek naar een eigen levensstijl. "Er komen andere tijden" zong de jonge Boudewijn de Groot in 1964.De popmuziek had groet invloed op de jeugd van toen. De mode veranderde. Jongeren wilden andere kleding dragen dan hun ouders. De rokken werden steeds korter en het haar steeds langer. Jongeren kwamen in verzet tegen de ouderen.