Het Amsterdam van de jaren vijftig staat in het teken van de wederopbouw, het herstellen van de economie en de zorg voor maatschappelijke voorzieningen, zoals huisvesting. Overal werd gegraven, geheid en beton gestort. Zoals hier in Geuzenveld, een van de Westelijke Tuinsteden. Plannen voor die grootse stadsuitbreiding lagen voor de oorlog al klaar, maar er werd nu pas vaart achter gezet. Dit is het verhaal van Amsterdam. Amsterdammers woonden tot de Tweede Wereldoorlog vaak opeengepakt driehoog achter in de negentiende-eeuwse wijk of in de binnenstad. En daar moest iets aan worden gedaan. En wordt er nagedacht over hoe kunnen we die Amsterdammers een betere woontoekomst geven in die Westelijke Tuinsteden. Het woord tuinstad suggereert al dat mensen in een groene omgeving komen te wonen. Het idee was echt daar kunnen we de arbeider mee verheffen. De wederopbouw leidt tot een enorme opleving van de economie. Mensen geloven weer in de toekomst. De welvaart neemt toe en er komen nieuwe, moderne woningen beschikbaar in ruim opgezette groene wijken. Een plek voor een auto voor de deur. Halverwege de jaren zestig komen er luxeproducten op de markt die het leven aangenamer moeten maken. Stofzuigers, broodroosters, koelkasten en televisies. Burgers worden consumenten. Maar niet iedereen lijkt gelukkig te worden van al die spullen. Steeds meer mensen voelen zich ongemakkelijk bij de consumptiemaatschappij. Er komen protesten. Op het Spui komen elke zaterdag jongeren bijeen om te protesteren tegen de tabaksindustrie. En eigenlijk tegen alle grote bedrijven die mensen verslaafd maken aan hun producten. Ze verzamelen zich bij Het Lieverdje, een bronzen beeld dat de stad cadeau kreeg van een tabaksfabrikant. Ze sluiten aan bij wat oudere kunstenaars, eigenlijk, Robbert Jasper Grootveld. Die staat iedere week bij het standbeeld Het Lieverdje allemaal happenings te houden tegen de rookindustrie. Want de rookindustrie, de tabaksindustrie, dat is natuurlijk de meest consumptiegerichte foute vorm van de industrie. De protestacties in Amsterdam stapelen zich op en temidden van het tumult ontstaat er een opvallende groep: Provo. Provo daagt het gezag uit. Het stadsbestuur en de politie. Provo's zien zichzelf als een anarchistische, geweldloze protestbeweging met als doel verzet waar het maar kan. Maar wat grappig is, is dat de naam Provo. Die is gewoon eigenlijk gejat. Provo is namelijk het wetenschappelijke woord dat een criminoloog gebruikte om die losgeslagen jeugd van de jaren vijftig te duiden. Die zeggen van: zij willen provoceren. Wij noemen hen provo's. En toen dachten de oprichters van Provo hey, maar dat is een goede naam. Dit wordt onze geuzennaam. De Amsterdammer is mondiger geworden en spreekt zich steeds meer uit tegen de soms megalomane plannen van de gemeente. De gemeente had het plan opgevat oude stadswijken te slopen om zo ruim baan te maken voor auto en bedrijfsleven. Deze gracht hier had vervangen moeten worden door een zesbaanssnelweg. Wat ooit begon met kleine protesten leidde uiteindelijk tot meer zeggenschap van de Amsterdamse burger. En zo blijft het historisch centrum tot op de dag van vandaag intact. Ondertussen werden steeds meer migranten naar Nederland gehaald. Ze kwamen onder meer hier terecht. Op de Burgemeester de Vlugtlaan. Arbeiders uit Griekenland, Turkije en Marokko waren van harte welkom om hier te komen werken. Gastarbeiders, die weer zouden vertrekken als ze hier niet meer nodig waren. Maar de Amsterdamse werkgevers willen hun goedkope arbeidskrachten niet kwijt. Hun contracten worden keer op keer verlengd en zo worden ze na verloop van tijd permanente bewoners van de stad. In 1973 wordt de Wet op gezinshereniging aangenomen. Vanaf dat moment mogen gastarbeiders hun vrouwen en kinderen naar Nederland halen. Amsterdam wordt als vanouds weer een migrantenstad. Het is eind jaren zeventig en de Koude Oorlog verdeelt de wereld in Oost en West. De economie hier loopt vast. Inflatie rijst de pan uit en massaontslagen zijn aan de orde van de dag. Amsterdamse jongeren zoeken een uitlaatklep en vinden die in een nieuw fenomeen. Punk. Voor de punkbeweging blijkt Amsterdam een prima toevluchtsoord. Want punk mag dan weerzin opwekken bij een groot publiek in Amsterdam bloeit de beweging op. De economische malaise van eind jaren zeventig verergert begin jaren tachtig. Een generatie jongeren groeit op in de overtuiging dat er geen enkele toekomst voor hen is. Geen zicht op een baan of woonruimte. In de buitenwijken mogen jongeren niet huren, want daarvoor moet je ouder dan 27 zijn en getrouwd. En in de binnenstad is simpelweg geen aanbod. Tegenover het gebrek aan woonruimte staat de enorme leegstand in de binnenstad. Talloze onbruikbare gebouwen worden verwaarloosd door hun eigenaren en vastgoedspeculanten laten de panden leegstaan om ze later voor meer door te verkopen. De jongeren nemen het heft in eigen hand. Ze gaan kraken wat nog niet strafbaar is. Maar de eigenaren zetten alles op alles om de krakers eruit te krijgen. En die verbouwen op hun beurt de panden tot halve forten. De economie krabbelt uit het donkere dal van de jaren tachtig. No Future maakt plaats voor het gevoel dat de bomen in de komende eeuw wel eens tot in de hemel zouden kunnen groeien. De stad wordt opgeruimd en schoongepoetst. Hele wijken worden in hoog tempo opgeknapt. Tegenwoordig is kraken bij de wet verboden. Wie het toch doet riskeert een gevangenisstraf van een jaar en een boete van 8.500 euro. De binnenstad wordt het terrein van rijke yuppen, dure merken en toeristen. Hier op het Damrak en eigenlijk overal in de binnenstad hoor je boven het stadslawaai uit het geratel van rolkoffers. Overlast ditmaal niet veroorzaakt door armoede, maar door welvaart. Amsterdam is door de eeuwen heen altijd een stad geweest voor migranten en passanten. Mensen op de vlucht voor geweld vervolging, armoede. Mensen met kleine wensen en grote dromen. Zolang de stad er is, zullen die mensen blijven komen. En dankzij hen bestaat Amsterdam.