‘Dit onwetende land heeft jou in een getto gestopt, met in feite de bedoeling jou daar te laten creperen,' schrijft James Baldwin in 1963 in een openbare brief aan zijn 15-jarige neefje. Alleen wie zijn ogen ervoor sluit kan beweren dat het wel meevalt met de raciale ongelijkheid, 100 jaar na afschaffing van de slavernij. Iemand met een zwarte huidskleur is in het land van de vrijen nog altijd niet veel meer dan iemands bezit.
Baldwin spreekt uit ervaring. Net als zijn neefje is hij opgegroeid in Harlem, een arme, zwarte buurt in New York. Al op zijn tiende wordt hij door agenten gewelddadig gefouilleerd en bespot om zijn homoseksualiteit. Vrienden hangen in portieken met een fles wiskey, ruziend, huilend, vloekend. Of ze strijden verbeten tegen de witte onderdrukker. Maar die beschikt over de rechters, de, jury's, de vuurwapens. En dus is het resultaat steeds hetzelfde: broeders die eindigen in de gevangenis.
Om te ontsnappen aan de ‘koude woestenij’ van Amerika, waar zwarte mensen en homoseksuelen zondebokken zijn, vertrekt Baldwin naar Parijs en later ook naar Istanbul. Hier proeft hij voor het eerst wat vrijheid betekent. Hier kan hij mens zijn. Hij ontmoet er de liefde van zijn leven en heeft genoeg afstand om zich te ontwikkelen tot schrijver.
Al blijft hij qua onderwerp wel dichtbij huis: zwart zijn in Amerika. Dat is verre van eenduidig. Dus stopt hij in zijn dialogen zo veel mogelijk verschillende stemmen. Hij ziet zichzelf als een getuige van de waarheid en die dwingt hem uiteindelijk weer terug te keren naar het onvrije vaderland. Want de strijd is nog niet gestreden en schrijven alleen is niet genoeg. Net als Martin Luther King wordt Baldwin een ware inspirator voor de geweldloze burgerrechtenbeweging. Ook na de moorden op King en Malcolm X blijft verzoening tussen zwart en wit de basis van Baldwins filosofie. Want wie anderen veracht, veracht zichzelf.