De Nederlandse literatuur wordt wel beschreven als navelstaarderig, literatuur van de binnenkamer. De rauwheid van het bestaan en van de samenleving zou er te weinig in aan bod komen. Een professor smeekte in 1981 om meer straatrumoer in de literatuur. Hij werd op zijn wenken bediend:
In 1983 verscheen Het Verdriet Van België, een overrompelende roman van Hugo Claus. Overrompelend, omdat aan de hand van het volwassen worden van de Vlaming Louis Seynaeve de ontluisterende geschiedenis van de Belgen en vooral de Vlamingen gedurende de 20ste eeuw wordt verteld. De gecorrumpeerde Kerk, de onbetrouwbare politici en al die schipperende burgers die zelfs niet meer in staat zijn hun eigen leugens van hun eigen waarheid te onderscheiden.
Voor Claus viel de geschiedenis van zijn land in eindeloos veel verhalen en vooral leugens uiteen. Bijna al zijn boeken gaan erover. De goedwillende enkeling zal in een corrumperend systeem of het onderspit delven of mee gaan doen.
Er zijn verschillende verklaringen voor, een één ervan zou misschien wel kunnen zijn, misschien de voornaamste, dat dit land geen eigen status heeft, geen eigen gezicht, geen traditie, zich niet ontwikkeld heeft tot een volwaardig land. Dus in zulke omstandigheden prefereren de mensen om te gaan slapen.
Het Verdriet Van België werd een enorm succes. Vreemd genoeg meer in Nederland dan in België. Misschien was in Nederland de honger naar het volle leven groter dan in het van oudsher minder gepolijste Vlaanderen. Nog in hetzelfde jaar, 1983, was er een volgende literaire sensatie met veel straatrumoer. De eerste delen van de cyclus De Tandeloze Tijd geschreven door A.F.T. van der Heiden. De Proloog, De Slag Aan De Blauwbrug, gaf een hallucinerende beschrijving van de Kroningsrellen op 30 april 1980.
Druipend van de verf kwamen de robots op ons af gemarcheerd. Ik kon steeds beter de voorstelling op hun schilden onderscheiden. Vreemde sterrenbeelden, onbekende melkwegstelsels. Het heelal zelf. Steeds maar uitdijend. En dat alles onder een plotselinge regen van meteorieten.
Albert Egberts verkeert voortdurend in gevecht met de roes, de bedwelming door de drank, de heroïne en van zijn eigen eindeloos voortjagende gedachten. En daarin komt de tijd waarin hij leeft heftiger binnen dan bij anderen.
De roes en de kater, en van alles ertussen. Bij Van der Heiden gaat de hartslag van de tijd, De Tandeloze Tijd, tegelijk feller en trager. En zo ontstaat een heel concreet, maar oneindig labyrint. Vanaf het begin van De Tandeloze Tijd kwamen de verhalen van alle kanten zijn cyclus binnen. Telkens worden er weer nieuwe delen aan vastgeklikt. In deel 4 van De Tandeloze Tijd: De Advocaat Van De Hanen moest Albert Egberts als hoofdpersoon zelfs plaatsmaken voor een jurist die in het Amsterdamse krakersmilieu wat problemen moet oplossen.
Albert wordt een bijfiguur, hij ziet dat zijn eigen drankzucht door die van Advocaat Ernst Kwispel ruimschoots wordt overtroffen.
Nog één.
Een beetje kalm aan hè. De dag is nog lang.
Ik ben nog maar net begonnen.
Het rauwe bestaan, het leven van de straat had zich geworteld in het hart van de Nederlandse literatuur.
Dat zal ik u besparen.