Deze keer gaan we weven. Ha-ha. Weven dus. Daarvoor heb je nodig: een deksel van een schoenendoos, een liniaal, een potlood, wol, draad, plakband en een ijsstokje. Weven doe je op een weefraam. Dit is een hele mooie uit de winkel, deze is al wat simpeler en deze gaan we zelf maken. Neem de deksel van de schoenendoos en zet op elke korte kant streepjes, een centimeter uit elkaar. Daarin knippen is zwaar dus je kunt beter een zaagje gebruiken. Leg een knoopje in de wol en stop de draad in het eerste gleufje. Span de wol van onder naar boven. En dan van boven naar onder. Heen en weer totdat je het hele deksel vol hebt. De laatste zet je even goed vast. Klaar om te weven. Pak een draad en plak die aan het ijsstokje vast. Duw het stokje met de draad om de beurt boven en onder de draden die je gespannen had, tot je aan de andere kant bent. Dan trek je de draad er helemaal doorheen en schuift ‘m naar de rand toe. En dan ga je terug. Als je bovenlangs geëindigd was begin je nu onderlangs. Weer om de beurt boven en onder de draden langs. Op het einde schuif je de draad weer naar de rand. Lekker strak ertegenaan. En dan ga je weer terug. Nu was je onderlangs geëindigd dus begin je bovenlangs. Om en om. Enzovoort enzovoort. Dat is weven. Een tennisracket is ook geweven. Net als dit kleedje. Je kunt het ook met lapjes doen of gehaakte draad. Of touw of takjes of slierten crêpepapier of veertjes. Je kunt zelfs stropdassen in een fietswiel weven. Wel even aan je vader vragen. Maar goed: als je je weefraam vol hebt knip je voorzichtig alle lusjes door en legt er knopen in. Maak voorzichtig de draden van je weefraam los en leg daar ook knopen in. En dan heb je je eigen kleedje geweven. Hoppatee!