Cacao is de belangrijkste grondstof voor het maken van chocolade. Het zijn de zaden van de vruchten van de cacaoboom. Die groeit oorspronkelijk in Midden- en Zuid-Amerika. De Maya's gebruikten ze al om een speciale drank te maken voor bruiloften en andere rituelen. Tegenwoordig wordt cacao verbouwd in het regenwoudgebied van landen in de tropen. Deze cacaobonen worden verbouwd in Costa Rica, zonder gebruik van kunstmest, bestrijdingsmiddelen of pesticiden. Organische cacao verbouwen vereist dat er veel zorg aan de planten wordt besteed. Door middel van enten maken ze nieuwe variaties, die beter bestand zijn tegen plantenziekten. De boer snijdt een jonge tak van een gezonde boom en ent die met een loot aan de voet van een oude of zieke boom. Ze kerft een snee in de top van de loot en wikkelt er dan plastic omheen, om vochtverlies te beperken. In de tak snijdt ze een punt en zo drukt ze de twee uiteinden op elkaar. Daarna gaat er een plastic zak omheen, als bescherming tegen zowel uitdroging als overvloedige regen, waardoor schimmel kan ontstaan. Als de ent succesvol is, verbinden de loot en de tak zich binnen een maand definitief. Met strategisch snoeien zorgen ze dat de boom stevig groeit en lekker laag blijft, wat het oogsten een stuk makkelijker maakt. Het duurt niet lang voordat er bloemen op de stam gaan bloeien. Kleine kevers bestuiven ze, waarna de boom vrucht gaat dragen in de vorm van peulen. De peulen groeien flink. En veranderen langzaam van kleur. Als de peul helemaal gekleurd is, is hij rijp voor de oogst. Er zijn veel soorten cacaobonen, allemaal met hun eigen kleur peulen. Gemiddeld duurt het vijf maanden voor een peul oogstrijp is. Alleen peulen die overduidelijk rijp zijn worden geoogst. Zijn ze dat nog niet, dan zit je met cacaobonen die zuur en bitter zijn. De peulen worden voorzichtig geoogst, om de boom niet te beschadigen. De schil van de peul is ongeveer drie centimeter dik. Hij is ruw en knobbelig. Met een machete hakken ze de peul open, om bij de bonen te kunnen. In een peul zitten tussen de 30 en 50 grote witte zaden, in een zoete, witte pulp. Die zaden zijn de cacaobonen. De bonen en de pulp moeten eerst gisten. Ze liggen daarom vier tot zes dagen onder een zeil. Onder dat zeil wordt het warm, waardoor het gisten begint. De natuurlijk suiker reageert met zuurstof terwijl de witte pulp langzaam vloeibaar wordt en wegvloeit. De kleur en de chemische samenstelling van de bonen verandert. Ze worden minder zuur en beginnen een klein beetje naar chocola te smaken. De volgende stap is drogen. De boeren leggen ze op grote platen, waar ze een weekje kunnen drogen in de zon. Dit is een vochtige cacaoboon… en dit is een gedroogde. Nu worden de bonen met de hand gesorteerd, om stukjes peul te verwijderen. Sommige bonen zijn ook beschimmeld of beschadigd. De afgekeurde bonen worden plaatselijk gebruikt, bijvoorbeeld als compost. De goede bonen worden gewogen, verpakt en geëxporteerd naar cacaofabrieken over de hele wereld. Het hangt een beetje af van het soort cacaoboon hoe groot de zaden zijn, maar gemiddeld zijn er drie- tot zeshonderd bonen nodig om 1 kilo chocolade te maken.