Met Paul van Ostaijen kwam het modernisme met een enorme knal de Nederlandse letteren binnen. Oude burgerlijke normen gingen ondersteboven. Het was gedaan met de rust. In zijn korte leven leefde Van Ostaijen zich uit in wat hij noemde zijn Feesten van Angst en Pijn. Het handschrift waarin de ‘feesten’ zijn opgetekend wordt bewaard in het Letterenhuis, hier in Antwerpen.
Het origineel van De Feesten van Angst en Pijn is een van de grootste schatten uit de Nederlandse literatuur. Het is bijzonder om te zien, met de vele, betekenisrijke vormen en kleuren. Het is dan ook absoluut onvervangbaar
Voorlezen ‘Metafiziese Jazz’
Brak
de violen
Van Ostaijen liet zien wat de moderne tijd en een verwoestende oorlog hadden overgelaten van de oude tradities en vooral van de oude woorden. De oude woorden waren niet meer geschikt om te beschrijven wat er gebeurde. Zeker niet nu er ook foto’s en films waren. De akkers in Vlaanderen lagen vol met rottende lijken van Belgische, Engelse en Duitse soldaten. Dichters moesten wel een nieuwe taal uitvinden om die nieuwe werkelijkheid te laten bezinken.
Zoals Paul van Ostaijen waren er meer. In heel Europa zochten kunstenaars en dichters naar nieuwe wegen. Avant garde, werden al die expressionisten, futuristen, en kubisten genoemd . Woorden en vormen moesten worden bevrijd uit hun traditionele en valse burgerlijke orde. Het verst daarin ging de Dada-beweging; in 1916 ontstaan in een klein theatertje in Zürich.
‘Dada wijst elke logische begripsassociatie onverbiddelijk van de hand’
‘Dada ziet in elk dogma, in elke formule een spijker, waarmede men poogt een vermolmde zinkende schuit (onze westerse kultuur) bijeen te houden’
Dada werd een rondreizend circus, dat in 1923, ook Nederland aandeed. De Duitse dadaïst Kurt Schwitters maakte een heuse tournee, vergezeld van zijn Nederlandse vrienden Theo en Nelly van Doesburg. Van Doesburg las voor:
[nog eens tussentitel: wat is dada?]
‘Dada heeft altijd bestaan, doch werd in deze tijd pas uitgevonden’
En vanuit de zaal werd hij onderbroken door een heftig blaffende man, zijn vriend Kurt Schwitters.
Het publiek stroomde toe, elke avond eindigde in groot tumult.
Een keurige man van de Haagse kunstkring vatte de avond bondig samen:
VOICE-OVER
‘Dom, domdomdomdom, domderedom, domderedom, heel dom, heel dom, meerdandom, meerdandom. DOM.’