Na de Tweede Wereldoorlog verschenen al gauw talloze memoires, romans en studies vol met verhalen over wat zich had afgespeeld. Het beeld van de oorlog werd steeds completer, maar ook steeds complexer. De waarheid viel uiteen in vele waarheden. Willem Frederik Hermans zag als geen ander hoeveel mensen geneigd waren om rond de oorlog hun eigen mythe te spinnen.
De mensen die ik in de oorlog ontmoette, die lieten doorschemeren in het Verzet te zijn, waren voor 50% grappenmakers. De meeste verzetshelden kwam ik pas na de oorlog tegen.
Is dit je huis?
Ja.
Hoe zei je ook alweer dat je heette?
Ducker, met CK.
Ducker Dorbeck met CK. Neem een sigaret. Hé, niet alleen onze namen lijken op elkaar. Hier.
In De Donkere Kamer Van Damocles wordt de jonge sigarenhandelaar Ozewoud aan het begin van de oorlog uit zijn dagelijkse sores gehaald door de ontmoeting met de Nederlandse militaire verzetsman Dorbeck, die erg veel op hem lijkt.
Dit is een historisch moment. Kom hier.
Het is hier veel te donker.
Sta stil.
Dorbeck wil daar gebruik van maken. En Ozewoud of Ducker zoals hij wordt genoemd in de film die naar het boek is gemaakt, komt in een reeks enerverende situaties terecht. Hij voert opdrachten uit tot liquidaties aan toe. Na de Bevrijding heeft hij één en ander uit te leggen:
Nou, vraagt u het toch aan Dorbeck, honderden documenten heb ik hier en nergens een woord over Dorbeck. We hebben overal geïnformeerd, bij elke verzetsgroep en niemand heeft ooit van hem gehoord.
Ozewoud moet bewijzen dat Dorbeck bestaat. Maar iedereen die hen samen heeft meegemaakt is inmiddels omgekomen. Het enige bewijs dat hij nog heeft is een niet-ontwikkeld filmrolletje in zijn fototoestel.
Hermans bracht de betekenis van de oorlog terug naar het falen van het individu, van elk individu. Het is nog altijd een ongemakkelijke boodschap.
Ik zie niets.
Daar zitten ze.
Verdomme, wat zullen we nou beleven!