Alstublieft.
Dankjewel.
Eeuwenlang konden schrijvers nauwelijks van de pen leven. Maar na 1960 veranderde dat snel. Niet alle boeken werden onverbiddelijke bestsellers, maar de gemiddelde oplagen van de boeken stegen. Er werd meer reclame voor gemaakt en de media boden veel ruimte aan boekbesprekingen. En de schrijvers kwamen steeds meer in contact met hun lezerspubliek.
Om literatuur kwam zowaar glamour te hangen. De boekhandels werden groter en in de boekhandels werden de stapels steeds hoger. En auteurs en uitgevers werden steeds bedrevener in het creëren van hypes. Een pakkende titel, een meteen aansprekende omslag, een goede auteursfoto.
Was het maar zo makkelijk, want dan kon iedereen bestsellers maken. Het begint bij een goed of op zijn minst meeslepend verhaal met een aansprekend thema. Er moet over het boek gesproken worden als iets nieuws, iets opzienbarends. Als iets sensationeels. Zo’n boek waar weken, maandenlang over gesproken werd was De Passievrucht van Karel Glastra van Loon. Het gaat over een man die erachter komt dat zijn 13-jarige zoon niet door hemzelf verwekt is. Maar door wie dan wel?
En dat is wat de Nederlandse literatuur na al die eeuwen nog steeds doet: onderwerpen, gezichtspunten en bewoordingen aandragen waar tot dan toe nog nauwelijks over was nagedacht. En dat hoeft niet altijd op een opgewonden manier. J. Bernlef beschreef in 1984 een roman over een ernstige aandoening: Hersenschimmen.
De lezers kregen een verontrustende blik in de binnenwereld van een snel dementerende man. Dementie is een ziekte die steeds vaker voorkomt. Door het boek van Bernlef konden velen zich er ook een concrete voorstelling van maken. Ook Hersenschimmen werd een bestseller. En in meer dan 10 talen vertaald. De Nederlandse literatuur begon internationaal mee te tellen.
Toen ik hier binnen kwam had ik een andere kamer in mijn hoofd. Het is alsof er iemand in mij zit die zich een ander huis herinnert.
That’s me.