Vanaf het jaar 1000 worden bewoners steeds handiger in het droog houden van de natte gebieden in het westen van ons land. Ze bouwen dit soort ringdijken om het land heen en zo ontstaan de eerste kleine polders. Het water wordt door openingen in de dijk, sluizen of zeilen afgevoerd bij eb. Als het vloed wordt gaat er een schuif voor de opening n zo blijft het land droog. De bouwwerken en dijken die zo ontstaan moeten worden onderhouden door de mensen die er wonen. Door bewerking en ontwatering van het veengebied daalt de bodem. Bovendien wordt voor en achter de dijk veen gewonnen voor brandstof en zout. De diepe gaten die daardoor ontstaan verzwakken de dijken en de kans op dijkdoorbraken wordt groter. Een betere organisatie is echt nodig. Kleine dijken en kades worden aan elkaar gemaakt zodat er grotere gebieden kunnen worden droog gehouden. Compartimenteringsdijken aan de binnenzijde van de polder zorgen ervoor dat een gebied niet in één keer onderloopt en dat je over de dijken nog kunt vluchten. Toch lukt het niet om alle dorpen te beschermen. Deze toren bijvoorbeeld is het enige wat nog is overgebleven van het dorpje Koudekerke dat volledig werd opgeslokt door de Oosterschelde. En zo zijn er hier, maar ook langs de Westerschelde, ruim tweehonderd dorpen verdronken.