Er gingen mooie bloemen open in een wereld vol cijfers. De watervlieg, de watervogel en het bloemenmeisje stonden bij de rivier te vliegeren.
Wat ruiken deze bloemen toch lekker, zei het bloemenmeisje. De wind blies de bloemzaden door het bos, omdat de wolken 1, 2 en 3 dichterbij kwamen. Plotseling begon het hard te waaien. Het bloemenmeisje kon bijna niet blijven staan in haar vaas. De watervlieg maakte zich zorgen en zei: hou je goed vast! Alleen de mooie bloemen bleven staan.
De drie vliegers namen de drie vrienden mee de wolken in. Wolk nummer 1 groette hen en zei: hallo, ik laat het waaien. Windhanen en bloemen deinen op mijn hand. Wolk nummer 2 nam zijn hoed af: ik ben de schaduw, ik bescherm jullie tegen de zon zodat niemand gaat zweten. Nu was het de beurt aan dikke wolk nummer 3. Maar hij zei niks. Het bloemenmeisje vroeg hem: wat is er gebeurd, waarom zeg je niks? Wat kan ik zeggen? Ik ben wolk nummer 3 die na 1 en 2 komt. Ik laat het regenen en bliksemen.