De watervlieg zag eens hoe een boek bij maanlicht door de rivier werd meegevoerd. Hij vroeg zich af waarom het boek zo langzaam vooruit kwam en ging erop zitten.
Net toen de watervlieg het boek open wilde maken verscheen er een schildpad met twee oren voor hem. De schildpad keek de watervlieg aan met zijn blauwe ogen vroeg: ik heb een lange reis gemaakt om het cijfer 2 te leren. Kan jij het me leren?
De watervlieg was geraakt door de woorden van de schildpad. Natuurlijk zal ik het je leren, antwoordde hij. twee vissen zwommen voorbij. De watervlieg zei: hallo jongens! De vissen sprongen vrolijk uit het water. De waterlelies deden hun ogen open.
De watervlieg pakte zijn toverstaf en schreef een twee op de rivier voor de schildpad. Niet vergeten: na de een komt de twee, net als jij en ik. Wij zijn met zijn tweeën, of niet? 1, 2, 1, 2.