Voor de wet is iedereen gelijk. Zo staat het ook in de Grondwet omschreven: “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld”.
De politie moet haar taak uitvoeren maar mag bij haar werkzaamheden geen onderscheid maken. Het mag voor de politie niet uitmaken hoe je eruit ziet of waar je vandaan komt.
Maar steeds vaker lijkt het erop dat dat juist wèl het geval is. Allochtone jongeren worden vaker staande gehouden en gefouilleerd, en in Den Haag ontstond ophef over vermeend buitensporig geweld door de politie tegen allochtonen.
Gelijke monniken, gelijke kappen – zo is het in de wet geregeld. Maar… komt dat overeen met de werkelijkheid?
Interview Sinan Cankaya, onderzoeker: “Voor de wet is iedereen gelijk…klopt in theorie. Maar in de praktijk zitten daar wel allerlei haken en ogen aan”.
Interview Erik Koster, rechter: “Ik veroordeel niet de persoon van de verdachte, ik veroordeel zijn gedrag”.
Interview Henk van Essen, korpsleiding nationale politie: “Wat voorkomen moet worden, en dat gebeurt wel eens incidenteel, is dat eigenlijk daderprofielen onbewust overgaan in een soort stereotypen, en ja, dat moet je niet willen als politie. Je moet altijd je optreden kunnen beargumenteren”.
In een strafproces zijn de taken strikt verdeeld. De officier van justitie leidt het opsporingsonderzoek. Ook is het de officier van justitie die strafbare feiten vervolgt.
De rechter bepaalt of een verdachte schuldig en of er een straf wordt opgelegd.
De officier van justitie is vervolgens weer verantwoordelijk voor de uitvoering van die straf.
Die taken en verantwoordelijkheden staan omschreven in de wet. Zo staat in het Wetboek van Strafvordering wat de regels zijn, voor en tijdens het strafproces. En in de Politiewet staat omschreven wat de taken en verantwoordelijkheden zijn van de politie.
De laatste jaren zijn die taken van de politie veranderd. Vroeger werkte de politie vooral reactief: de politie reageerde op aangiftes en spoorde wetsovertreders op. Maar…de samenleving veranderde en de criminaliteitscijfers stegen.
Onder druk vanuit de maatschappij en de politiek ging de politie proactief werken: de regels voor staande houden en fouilleren werden uitgebreid, en de politie ging zich op straat steeds meer richten op het voorkomen van criminaliteit.
De politie kreeg steeds meer discretionaire ruimte: ze mag tot op zekere hoogte zelf bepalen wie ze staande houdt op straat.
Interview Sinan Cankaya, onderzoeker: “Wat je nu krijgt, bij proactief politiewerk, is dat er…in principe is er nog geen verdachte, in strafvorderlijke zin. Het gaat dus ook niet meer om concrete individuen, maar er treedt nu een verschuiving op naar risicovolle groepen.
“Henk van Essen van de korpsleiding nationale politie erkent dat er etnisch wordt geprofileerd. Maar hij is van mening dat het om incidenten gaat”.
Interview Henk van Essen, korpsleiding nationale politie: “Politieagenten op straat kijken elke dag weer: ‘Klopt het? Wat wijkt af? Moeten we alert worden’? En dat doe je op grond van allerlei factoren. Op grond van het tijdstip waar je bent, de plaats, dat doe je op grond van de veiligheidsontwikkeling. En dat doe je ook op grond van daderprofielen”.
Sinan Cankaya is cultureel antropoloog. Hij liep 200 uur mee met de Amsterdamse politie om te onderzoeken hoe politieagenten omgaan met dat proactieve politiewerk op straat.
Interview Sinan Cankaya, onderzoeker: “De conclusie van mijn onderzoek is dat agenten werken met daderprofielen in het hoofd en dat zij bepaalde beelden hebben van hoe de crimineel eruit ziet. Dus agenten hebben beelden van hoe een goede burger eruit ziet en hoe een slechte burger eruit ziet. Het probleem daarbij is dat op het specifieke moment dat die jongeren worden gecontroleerd, dat abnormaal gedrag of afwijkend gedrag daar niet per se mee gepaard gaat. We moeten ook niet vergeten dat het grootste goed van de politie uiteindelijk ook is het gezag en het vertrouwen onder de burgers. En deze werkwijze kan juist afbreuk doen aan een efficiënte en effectieve informatiepositie van de politie in achterstandswijken waar veel mensen wonen met een niet-Nederlandse herkomst. Dus ik denk dat het belangrijk is dat agenten worden aangemoedigd om te reflecteren op ‘Ok, maar waarom kom ik tot deze beslissing? Hoe kom ik tot dit oordeel?’
Interview Henk van Essen, korpsleiding nationale politie: “Je verwijdert, je maakt de afstand tussen politie en een aantal burgers en bewoners van dit land, je wilt er voor iedereen zijn, maak je groter, en dat is net wat wij niet willen. Wij werken op basis van vertrouwen dat de burger ons geeft, als je proactief wil werken, kennen gekend worden, wijkgebonden, dan heb je een goede relatie met die wijkbewoners nodig”.