Wij spelen levende geschiedenis en we noemen het ook bewust zo. Geschiedenis wordt vaak geassocieerd met saai en boeken, en feitjes, en jaartallen. Maar op het moment dat je ergens komt, en je ziet er tenten staan en je hebt mensen die iets uitbeelden, dan gaat dat leven, dan gaat dat spreken.
Het leven van een soldaat in die tijd was zwaar. De mensen sliepen buiten, zoals zelfs in stro, waar ik vannacht heb geslapen. Het is koud, het is ellendig, je hebt weinig te eten of niet te eten. Het was niet leuk, het was een tijd van oorlog.
Als je dan hier staat, in de kou, het regent, het hagelt, dan ga je eens nadenken van: “hoe moet dat geweest zijn?!” Je gaat nadenken over: “wat heb ik eigenlijk een makkelijk leven! Ik rijd met mijn auto van A naar B en daar doe ik een uurtje over en dan vind ik het al vervelend als ik tien minuten in de file sta.” Maar als je dan hier staat en je hebt je uniform aan, dan denk je van: “eigenlijk hebben we het goed!”
En pelotons, opmarcheren!
De situatie hier in 1813 is dat de Nederlanders en de Pruisen hier in dit fort zitten, terwijl aan de overkant Gorinchem ligt. En in Gorinchem zaten de Fransen.
Wat we meestal doen, ook voor het publiek, is het feit dat de Fransen die aan de andere kant zitten, de rivieren oversteken en dan proberen voedsel te vinden. Maar ja, de Nederlanders zitten hier ook en die kom je tegen, en dan krijg je wat wij noemen een schermutseling, een gevecht.
Bij zo’n gevecht voelde je je tot op bepaalde hoogte inderdaad een soldaat uit die tijd. Er wordt geschoten, musketten gaan af, er wordt geroepen, er wordt geschreeuwd, je moet reageren. Dan begin je te begrijpen hoe dat geweest moet zijn.
In het dagelijks leven doe ik heel iets anders. In het dagelijks leven draag ik een pak en een stropdas, en dan help ik bedrijven bij het werken met hun software. Ik vertel ze hoe ze dat moeten doen en allemaal dat soort zaken. En dit is echt het weekendje weg.