In Nederland kun je verschillende soorten spechten tegenkomen: zoals de groene specht, de zwarte specht en de grote bonte specht. Spechten zijn vogels die vooral leven in bomen. Hun hele lijf is aangepast aan het leven in bomen.
Een specht moet goed kunnen klimmen, want hij beweegt zich via de boomstam omhoog en omlaag. Daarom heeft hij aan iedere poot vier tenen. De middelste tenen wijzen naar voren en de buitenste twee naar achteren. Zo kunnen ze zich goed vastgrijpen aan boomstammen en dus makkelijk omhoog en omlaag klimmen. Ook hun sterke, stijve staart helpt. Ze klemmen zich ermee tegen de stam aan en gebruiken hem als een soort steunpilaar.
Een specht eet graag insecten. En om die uit spleten en gaten in het hout te kunnen halen, heeft een specht een lange en kleverige tong. Maar waar laat hij deze als hij niet aan het eten is? Onder de huid van zijn schedel, kijk maar eens. De tong begint bij het neusgat op de kop splitst de tong in twee delen, de delen lopen onder de huid over de schedel langs de onderkant en komen weer bij elkaar in de snavel. Ruggenwervels, luchtpijp en slokdarm van de specht gaan dus door zijn tong. Dankzij deze glibberige tong kan de specht dus die lekkere hapjes die in het hout leven pakken.
De specht heeft ook een scherpe, puntige snavel. Daar kan hij makkelijk stukjes schors van een boom mee aftikken om zo bij de insecten te kunnen. Ook kan hij er zijn hol mee uithakken. En hij gebruikt zijn snavel om contact te maken met andere spechten. Zijn kop is speciaal aangepast op dat geroffel. Heel bijzonder is dat een specht in zijn schedel ook een soort schokdemper heeft. Die zit vlak boven de snavel. Hij is flexibel en hij veert een beetje mee met iedere tik. De roffels komen dan niet zo hard terecht bij de hersenen.