's Avonds, als het wat afkoelt en het wordt wat vochtiger, dan kun je ze horen smakken: slakken die zich tegoed doen aan de plantjes in de tuin. Het is geen smakken wat je hoort maar raspen. Slakken raspen namelijk met hun tong kleine deeltjes van blaadjes van de plant af en eten die zo op! Het huisje beschermt de slak tegen vijanden. Het zorgt er ook voor dat zijn zachte, slijmerige lichaam niet uitdroogt. Op zijn kop zitten 4 voelsprieten. De bovenste twee zijn de ogen. De onderste twee gebruikt hij om te ruiken en voelen. Bij gevaar trekt de slak zijn voelsprieten in en verdwijnt ze snel in het huisje. Een slak kan niet lopen. Hij glijdt over een slijmspoor dat hij zelf maakt.