Dit is een kaak. Met gekke tanden. Het lijken misschien een beetje op mensentanden maar dat zijn het niet. Het zijn de tanden van een vis. Van de gewone karper. Het kaakje zit hier. Helemaal achterin zijn keel. De gewone karper is een zoetwatervis. Hij komt bijna in heel Nederland voor. Het zijn alleseters die wel waterplanten lusten, maar het liefst met hun bek in de bodem wroeten op zoek naar insectenlarven, wormen, slakken en kreeftachtigen.
Dit is een skelet van een gewone karper. Voor in zijn bek heeft hij geen tanden. Met zijn sterke keeltanden aan de achterkant van de schedel wordt het voedsel fijngemalen tegen een kauwplaat in het gehemelte van de vis. De kauwplaat wordt ook wel karpersteen genoemd.
In Nederland komen 33 verschillende soorten karpers voor. Acht soorten komen van nature niet in ons land voor, maar zijn uitgezet. De vorm van de keelkaken en de tanden zijn per soort verschillend. Vissendeskundigen kunnen dus aan de hand van de keelkaken zien van welke karpersoort ze precies zijn.
Deze keelkaak is bijvoorbeeld niet van een gewone karper maar van een graskarper. Dat zie je aan de lange tanden met hele fijne ribbels. Graskarpers zijn planteneters. Ze eten het liefst zachte waterplanten. De graskarper komt oorspronkelijk voor in Oost- Azië, maar is hier in sommige wateren uitgezet om wildgroei van planten tegen te gaan.