Met de komst van de eerste stoommachines in 1800 veranderde het leven van veel burgers enorm. De eerste fabrieken ontstonden en alles wat vroeger met de hand werd gemaakt, werd nu overgenomen door grote machines.
Hier in het Textielmuseum in Tilburg kun je nog goed zien hoe die eerste fabrieken in Nederland er uitzagen. Vroeger maakten mensen alles zelf, met de hand. En de hele familie werkte hard thuis om zelf een klein beetje geld te kunnen verdienen, bijvoorbeeld aan een weefgetouw of met een spinnenwiel. En ze weefden bijvoorbeeld lappen stof om die dan te kunnen verkopen.
De uitvinding van deze stoommachine, die veranderde dat. “Toon, hoe werkt een stoommachine nou?”
“De stoommachine, die werkt door middel van dat de kolen verhit worden.”
“Die kolen, die haal je uit de grond?”
“Diep uit de grond ja. Dan gaat er een vuur branden hè en die geeft zoveel stoom en die stoom, die krijgt zoveel druk op de ketel zeg maar dat je dat grote rad kan laten draaien.
“Dus die stoom heeft zoveel kracht, dat ie dat wiel in werking kan zetten?”
“Ja. En dat grote wiel, dat kan alle machines laten draaien in de fabrieken.”
“Okay, en het is heel mooi dat dat wiel gaat draaien, maar waar werkt dat wiel dan voor?
“Daar kon zijn voor de weverijen aan te sturen, voor de spinnerijen. Voor alles eigenlijk.”
Zo’n stoommachine, die kon dus allerlei andere machines aandrijven, aan het werk zetten. Zoals bijvoorbeeld deze spinmachine. “Hoe werkt ie, Toon? Kunnen we dat zien?
“Nou, dat kunnen we zien. Ik zal ‘m even aanzetten.”
“Nou zag ik ‘m heen en weer gaan, maar wat doet ie nou precies?”
“Hij is al een draadje aan het spinnen, dit noemen ze het “voorgaren. ”
“Hier kun je niet mee breien?”
“Nee, hier kun je niks mee eigenlijk. Dan begint ie af te wikkelen en dan begint de helft van deze machine begint naar achteren te rijden en op het laatste moment rekt ie de draad uit. En dan beginnen die pijpjes heel hard te draaien en dan spint ie al de draad en dan komt ie terug binnengereden, en dan windt ie het gesponnen draad, dat wikkelt ie vanzelf hierop. ”
“Dus dan zou je ermee kunnen breien of weven?”
“Ja.”
“Okay”.
Door de uitvinding van die nieuwe machines kwamen er ook weer nieuwe mogelijkheden. Zet die machines in een grote hal, een fabriek, en laat ze de hele dag op volle toeren draaien. En zo konden er dus heel veel stoffen geweven worden in veel minder tijd. De lakens bijvoorbeeld, die werden daardoor goedkoper. De prijs ging omlaag.
Voor de mannen en vrouwen die thuis weefden was dat pech, hun stoffen waren veel duurder, te duur, en ze moesten zelfs stoppen. Er zat niks anders op dan zich aan te melden als arbeider bij een fabriek. De baas van de fabriek, de fabrikant, die woonde in een mooi huis. De arbeiders die voor hem werkten, die woonden in kleine armoedige huisjes. En soms sliepen kinderen wel met zijn tienen op één slaapkamer.
“Maar toen moesten er ook kinderen werken hè in de fabriek?”
“Ja. ”
“Wat deden die dan bijvoorbeeld bij zo’n machine?”
“Nou, die moesten onder die machine kruipen.”
“Onder de machine?”
“Onder de machine door kruipen.”
“Gevaarlijk?”
“En die deden heel gevaarlijk werk, die pluisjes die op de grond lagen, die moesten ze oprapen en die konden ze dan later weer hergebruiken.”
“De pluisjes konden ze opnieuw gaan spinnen?”
“Ja.”
“Dus dat was zuinig eigenlijk. Maar als ik zo naar die machine kijk, als je daar onderdoor moet kruipen, dan ben je ook heel klein. Hoe oud waren die kinderen?”
“Nou, ik denk 8 à 9 jaar.”
“Net zo oud als jij dus? En hoe lang moesten ze werken in de fabriek?”
“Nou, ik denk toch wel 10 à 12 uur hoor.”
“Echt waar?”
“Echt waar! ”
“12 uur op een dag? ”
“Op een dag.”
“Dat is twee keer zo lang als jouw schooldag zo’n beetje? Dat is echt heel lang hè.”
“Dat is heel lang.”
“Dat is niet vol te houden toch eigenlijk?”
“Nee, daarom, en daarom gebeurden er ook zoveel ongelukken.”
“Ja.”
“Want het is zo: kinderen zijn ook gauw afgeleid hè, en als ze dan...”
“Die willen spelen?”
“Ja. En als ze dan naar boven kwamen en ze kwamen een beetje te hoog en die machine was in en uit aan het lopen, ja, dan kregen ze die machine tegen het hoofd en daar zijn veel ongelukken door gebeurd.”
Het was hard werken in de fabriek, het stonk er verschrikkelijk, overal was het smerig en de herrie van de machines was oorverdovend! Maar als arbeider had je daar niet zo heel veel over te zeggen. Als je een grote mond had of je werd er ziek van, dan stuurde de fabrikant je gewoon naar huis. En niet werken betekende geen geld en dus ook geen eten. Niet alleen het leven van volwassenen veranderde enorm, ook dat van kinderen. Door de invoering van de Leerplicht werkten ze niet langer in smerige stinkende fabrieken, maar gingen ze naar school.