Dit is niet zo best. De bladeren zitten vol bladluizen. Een bladluis is niet zo erg, maar het worden er al gauw heel veel.
Bij bladluizen komt maagdelijke geboorte voor. Bevruchting is dan niet nodig. Er komt geen mannetjesluis aan te pas. De jongen komen aan de lopende band ter wereld. Ze hoeven niet eens op zoek naar eten. Ze worden op hun eten geboren, ergens onder op een blad. Het enige wat deze luis nog moet doen is zijn zuigsnuit uitsteken en een gaatje in het blad prikken.
Daarna kan ze in alle rust plantensap gaan drinken. In de zomer gaat het snel. Er zijn dan alleen vleugelloze vrouwtjes en elk vrouwtje krijgt het ene jong na het andere. Mannetjes zijn nergens te vinden. Ze zijn nu ook niet nodig. Elk jong groeit snel en krijgt op zijn beurt weer jong na jong.
Bladluizen zijn erg schadelijk, omdat ze het sap van de plant als voedsel gebruiken. Deze bladluis boort zijn zuigsnuit in het blad. Ze weet precies waar ze moet zijn om zoveel mogelijk sap te vinden.
In het najaar worden er ook vrouwtjes met vleugels geboren. De gevleugelde vrouwtjes vliegen weg en zoeken appelboomgaarden op.
In een boomgaard gebeurt dit: Nu worden er zowel vrouwtjes als mannetjes geboren. De vrouwtjes zijn groot en hebben geen vleugels. De mannetjes zijn kleiner. Zij hebben wel vleugels. Deze mannetjes gaan op zoek naar een vrouwtje om te paren.
Na de paring legt het vrouwtje grote, donkere eieren. Ze plakt de eieren tegen een knopje van de appelboom, waar ze de hele winter blijven zitten. In het voorjaar komen de eieren pas uit. Bladluizen die uit die grote eieren komen, zijn allemaal vrouwtjes met vleugels. Ze leven eerst van het sap van de blaadjes. Al gauw vliegen ze weg, om jongen te krijgen.
Hier krijgt een gevleugelde moederluis een jong. Dat jong heeft geen vleugels. Het heeft ze ook niet nodig. Moederluis heeft er voor gezorgd dat haar jongen het gemakkelijk hebben om eten te vinden. Ze heeft al een geschikt plekje met veel voedsel voor ze uitgezocht.
Nu hoeven de jongen alleen nog maar te eten en zelf weer jongen te krijgen.