Pip, zullen we naar buiten, balletje trappen? Nee, het waait heel hard. Nou en? Dan waait de bal toch weg? Dat is toch leuk? Woezel, wie is er eigenlijk sterker, de wind of de zon? Huh? Da's een gekke vraag. De wind natuurlijk! Want de zon zie je alleen overdag. Ja, maar de wind ziet niemand. Hallo. Mag ik binnenkomen? Eh, nou... Hee, Woezel en Pip. Hallo. Wie bent u? Ik ben Abdelkader Benali. Abdelkader Benali... Wie is er sterker, de zon of de wind? De wind is sterker. Wie is er sterker, de zon of de wind? Dat is eigenlijk een hele mooie openingszin. Van een boek. Van een boek? Wie is er sterker, de wind of de zon? Bent u ook schrijver? Ja. En komt u nu voor ons schrijven? Ik kom niet schrijven maar ik kom wel voorlezen uit een boek: Otto de boekenbeer. Voorlezen! Ja, ja, ja! Kom binnen! Mag ik naar binnen? Het wordt buiten een beetje frisjes dus hier zit ik een stuk warmer...en ook beschut. Heel fijn. Ja, Otto de boekenbeer. Hoe begint elk goed verhaal? Wisten we dat ook al weer? Ik weet het! Er was eens... Otto is een boekenbeer. Daar is-ie, daar zit-ie. Gezellig op z'n bips. Hij woont in een boek. En dat boek staat in een kast in een huis. O. Kijk, mooie grote boekenkast. Otto is blij als kinderen z'n boek lezen. Maar Otto heeft 'n groot geheim. Mogen wij het weten? Ik ben heel benieuwd. Als niemand kijkt, komt Otto uit z'n boek! Dan komt-ie gewoon uit het boek? Hoe kan dat nou? Dat kan gewoon in boeken. In boeken kan alles. Want in boeken is er fantasie. Otto verkent het huis, de familiefoto's en de bloemen. En misschien belt-ie wel even iemand. En die trap! Hij klimt op 'n hele grote trap. En hij schrijft hier op 'n ouwe schrijfmachine z'n verhalen. Schrijfmachine? Een schrijfmachine is een computer, maar dan van vroeger. En je kunt er papier in doen. En dan begin je zo: tak-tak-tak-tak-tjing! Tjing? Ja, want dat maakt het geluid. Tjing! Dat is leuk. Na elke regel hoor je tjing. En dan weet je: Er is weer een beetje verhaal bijgekomen. Ja. Op een dag gebeurt er iets vreselijks. Wat dan? Otto blijft alleen achter in het huis. Waar is z'n boek dan? Dat weet ik niet. Iedereen is weg. Hij is moederziel alleen achtergebleven. Otto wil niet alleen in het huis blijven. Hij bedenkt een plan en pakt z'n tas. Hij maakt een tekening met ideetjes. Hij springt naar buiten en trekt de wijde wereld in. Zo hee! Wat een stoere beer, zeg. Zouden jullie dat durven? Ik wel. Jij ook, he, Pip? Uit de tovertuin? Uit de tovertuin. Op avontuur. Ja... dat durf ik wel. Nou, je stemmetje klinkt klein...Nou, ze moet overtuigd worden. Maar de wijde wereld is wel heel erg groot. Al die mensen en fietsen en huizen en gebouwen. En Otto voelt zich piepklein. Hij is ook heel klein. Pas op dat niemand op je gaat staan! Hij past zo onder een schoen. Niemand ziet Otto. Zelfs dat meisje niet. Nee, dat meisje...Het is heel zielig wat hem overkomt. Otto gaat op zoek naar een plekje om te wonen, maar hij voelt zich nergens thuis. Het is te druk of te nat of te hoog of te winderig. Maar wat wil hij dan? Of het is te gevaarlijk. O ja, die katten zijn veel groter dan Otto. En die willen hem niet, die jagen hem weg. En hij loopt maar door, hij slaapt in een weggegooid plastic bekertje. Naast een klokkenhuis op straat! Toch niet leuk? Ik vind 't zielig! Ja, ik ook. Ik wil 't boek bijna dichtklappen, maar we gaan gewoon verder. Niet dichtklappen hoor! Wat wil-ie dan? Otto vindt de wijde wereld helemaal niet leuk. Hij verlangt naar z'n warme boek. Dat snap ik wel. Moe en verdrietig loopt Otto maar door, en door, en door. En net als-ie verkleumd en moe is, dat-ie wil opgeven... ziet-ie een groot gebouw met overal licht. O, daar moet-ie naar binnen! Vol hoop gaat Otto naar binnen. Ja! En daar ziet-ie...Ziet-ie? Boeken! Boeken? Boeken. Rijen en rijen boeken. Een huis vol met boeken! Want hij is in een bibliotheek. Wat is dat? Een bibliotheek? Dat is het huis van de boeken. Maar wat moet je daar dan mee doen? Die kan je lezen, en mee naar huis nemen, naar je eigen huis. Dan lees je ze, lekker rustig, met een kopje thee erbij... en de volgende dag breng je ze weer terug en haal je nieuwe boeken! En dan kan daar iedere keer nieuwe boeken halen? Iedere keer. En staan jouw boeken daar ook? Natuurlijk. Die zijn altijd uitgeleend, dus je moet reserveren! En dan kan-ie z'n ogen niet geloven... want aan het einde van die hele lange boekenplank...is dat, is dat, ja hoor! Nog een boekenbeer! Nog EEN? Hallo, zegt de andere boekenbeer. Ik heet Oscar. Hoe heet-ie? Oscar. Oscar! Wat leuk dat je er bent. Het is toch ZO leuk om vriendjes te maken. Ja, net als wij, he Pip? Jullie ruziën wat af...Ja, maar we zijn ook allerbeste vriendjes. Ja toch? Zeker. Dat maakt jullie ook zo leuk. Haha, ja! Otto's nieuwe vriend laat hem de hele bibliotheek zien. Hij ontdekt dat er een heleboel andere boekenwezens wonen. Samen met Oscar leest Otto z'n lievelingsboek. En samen schrijven ze verhaaltjes. Kijk ze hard aan het werk. O ja. Tik-tik-tik! Tikke-tikke-tikke! Samen ontdekken ze spannende dingen. En daar zijn ze, hoor. Kijk eens. Alle fantasiewezens! De wolf. Ik zie een zeehond. Ja, klopt. Dat lijkt wel een eitje! Dit is een zachtgekookt eitje! Dat is aan het wachten om opgegeten te worden. En hier dat draakje... O, ze zijn aan 't vechten, zie je? O, spannend! Jeetje, ik krijg er een warm hoofd van. Het is ZO spannend, ik durf bijna niet de bladzijde om te slaan. Doe 't toch maar wel. Het is wel vrolijk, hoor. En dat er nu ECHT heel veel kinderen Otto's boek lezen...En Oscar, ze staan samen! Daar staan ze, in het boek. Otto is de gelukkigste beer van de hele wijde wereld. En hoe eindigt 't? Eh...Ja, dat weet ik. O, o. Ze leefden nog lang en gelukkig! Wat een mooi verhaal. Hoe vonden jullie het? Ja, heel mooi. O, wat mooi. Weet je wat zo leuk is? Nee? Als ik 't dan voorlees aan jullie...en hoe jullie erop reageren, wordt 't tien keer zo mooi. O, ik wil ook wel een boek maken. Dat gaan we toch doen? Hoe dan? Nou ja, jullie hadden een heel mooi verhaal net. Over die, over die...Ja, ja! Wie is er dan het sterkst? Precies. De zon, of de wind. O, we moeten hier een boek van maken. Sterker nog, ik ga dat boek schrijven. Ja? Dan moet je nu naar je typemachine. Dan maken wij tekeningen erbij. Ik ga NU naar m'n typemachine. Jullie maken tekeningen. Wat een goed idee! Over zon en de wind. Maken we er een boek van, en kom ik weer voorlezen. En dan komt-ie ook in de bibliotheek! Natuurlijk, en dan mogen alle kinderen in de wereld 't lezen. Zo hee! Ik ga m'n kleurpotloden zoeken. Ga je dan nu naar huis? Ik ga NU aan de slag. Tot zo! Pip, waarmee moeten we de wind kleuren? Groen, denk ik. Wind en de zon. Ik haal de machine. Is goed. Dag, Abdelkader. Ik denk dat ik een roze zon ga maken.