Ik ben Piet Arts. Ik ben geboren in september 1937. Ik was bijna 3 dat de oorlog uitbrak.
Ik ben Tine Eijsten. En ik was 14 toen de oorlog begon.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn steeds meer voedsel, producten en goederen moeilijk te krijgen. Door de oorlog is transport lastig en zijn fabrieken en winkels dicht. Steeds meer producten gaan op de bon zodat wat er is eerlijk wordt verdeeld.
Voor het weinige dat nog verstrekt werd, stonden lange rijen hongerige mensen te wachten.
In het begin had je die bonnen en als er dan wat was oest je bonnen inleveren dan had je broodbonnen, vleesbonnen, wat dan ook. Maar dat hield op een gegeven moment op.
Om de nazi's tegen te werken, wordt vanuit Londen in september 1944 opgeroepen tot een grote spoorwegstaking. Het zuiden van Nederland is dan al bevrijd. Ruim 30.000 mannen geven gehoor aan de oproep en leggen hun werk neer. De Duitse bezetter is woedend en stelt een strafmaatregel in: alle voedseltransporten per schip worden stilgelegd. Het vervoer over de weg ligt vanwege benzinetekort al langer stil. Deze maatregel heeft hele grote gevolgen. Het wordt al snel duidelijk dat veel Nederlanders vooral in de grote steden in het westen van het land in 1944 een hongerwinter tegemoet gaan.
Mijn vader werkte bij een koek- en beschuitfabriek. Hij heeft wel meer kunnen doen dan de meeste gezinnen voor ons. Dus wij zelf hebben dat gevoel ook altijd gehad, dat we daardoor bevoorrecht warem.
Ik heb nog een vork en een lepel. Dan ging ik meer langs hotels. Want je hebt in centrum. Had je 2 hotels, het Victoria Hotel bij het Damrak bij centraal station en houdt er zich en bij die koks kon ik altijd nog wel een beetje eten krijgen en dan had je de gaarkeuken. En daar had ik dan mij lepel bij me om in in de in de containers nog uit van de boot te scheppen.
De situatie wordt steeds erger. Eten wordt voor veel geld verkocht op de zwarte markt.
Ja. De zwarte markt. Er waren straten waar je langsliep. De mensen fluisterden wat ze te koop hadden. Als je maar wat betaalde natuurlijk.
In de stad is niets meer te krijgen. Mensen gaan naar het platteland op zoek naar voedsel.
Boeren en boerinnen waren dat ook wel gewend. Dat je daar naartoe ging. Je klopte aan en of je kreeg een nee. Of de vraag wat heb je? Niet aan mij natuurlijk want daar was ik te jong voor. En als je dan wat had, zelfs mooie lakens en slopen, alles werd ingeleverd voor wat eten. Dus in het begin hadden de mensen nog wel geld of juwelen, maar later hadden ze niks meer om te ruilen.
Ja nou je was wel met de opdracht bezig. Het was niet van een leuk tochtje naar de boer, nee het was om te kijken wat je kon krijgen. Het minste was melk. Maar hoe betaal je het? Dus we gingen er echt naartoe om voedsel te halen, te kijken of je het kon krijgen.
Ook kolen voor de kachels en niet te krijgen. Het is koud en de mensen doen van alles om iets brandbaars en eetbaars te vinden. Hout wordt uit lege huizen gehaald voor de kachel. En als ergens iets te eten verkrijgbaar is, staan mensen uren in de rij. Tine hoort iets over een bakker in de Rijnstraat waar brood te krijgen is.
Nou die bakker had iets gevonden dat hij zonder bon vruchtenbrood of vruchtenkoek kon verkopen. Maar het was zonder bon. Nou, het dak halve stad kwam het erop af. 3 uur 's nachts geen daar staan en om 5 uur kwam mijn zusje. En mijn moeder kwam de laatste portie. Dat was toch altijd een beetje meer duwen en trekken.
Piet heeft zo'n honger dat hij de vreemdste dingen eten om in leven te blijven.
Ik at veel zand uit de speeltuin. Het is heel vreemd, maar het voedde wel. Het was niet eens zo smerig. Maar het meeste is mij bijgebleven: de suikerbiet.
Op het laatst kwamen iedere avond mensen tegen etenstijd bij ons langs in de hoop toch nog iets te krijgen en dat was op het eind harde scheepsbeschuit. Dat was geen gewoon beschuit meer en ook geen brood. Dat was keihard. Maar het was voedsel. Je was toch blij dat je het kreeg.
Je zag mensen ook wel stelen. Deden we ook wel. We noemen het stelen maar het was natuurlijk geen stelen.Je had honger en als je ergens wat zag wat je mee kon pikken dan pikte je dat. Maar dat werd constant gedaan natuurlijk.
Nou op het laatst was het dagelijks dat ik zag dat mensen niet meer verder konden en op de grond tegen een winkelpui aangingen zitten omdat ze niet meer voort konden en dat had geen zin om naar ze toe te gaan en een vriendelijk woord te zeggen want het enige wat ze nodig hadden was voedsel. En dat had je niet. Ik had geen voedsel daar op die plek om uit te delen. Ja, het was vreselijk om te zien en dat maakt je duidelijk dat er echt echt echt honger was en gevaarlijk. Dat was echt instorten. Wat er gebeurde.
Ik heb ook mensen op straat zien bedelen en een dag twee dagen later dat ze dood waren. Je kan het je nu niet voorstellen allemaal.
Je hoort ook dat dat de Zuiderkerk vollag met kartonnen dozen met met overleden mensen, lijken. En er waren geen kisten meer, kartonnen dozen in de Zuiderkerk. Dat hoorde je.
Dat heb ik ook wel gezien. Dat mensen in een kist weggebracht werden op een bakfiets. Maar dat was heel gewoon geworden voor me. Het gebeurde.