Rond 1800 is Napoleon aan de macht gekomen in Frankrijk. Hij wordt al snel alleenheerser. Hij kroont zichzelf en zijn vrouw tot keizer en keizerin van Frankrijk.
Napoleon voert veel oorlogen. Oostenrijk wordt uitgeschakeld, Pruisen wordt verslagen. Spanje en Portugal. Ook Nederland. Voor Napoleon is het nog niet genoeg. Hij wil heel Europa veroveren.
De Franse legers trekken op door Duitsland en Polen richting Moskou, de hoofdstad van Rusland. Maar de Russische troepen vechten niet, ze trekken zich terug. De Fransen bereiken Moskou. Ook hier trekken de Russen weg. Ze steken hun stad zelfs in brand. Dan wordt het winter. En de Russen weten hoe ijzig koud het dan kan zijn.
De Fransen zijn daar niet op voorbereid. Hun kleren zijn te dun. Geweren en kanonnen doen het niet meer. Ze moeten wel terugtrekken. Honderdduizenden Franse soldaten sneuvelen.
Napoleon begrijpt dat de grote landen van Europa plannen maken om hem voorgoed te verslaan. Een paar jaar later gebeurt dat ook. Het leger van de Engelsen en de Pruisen verzamelen zich in de Zuidelijke Nederlanden.
Napoleon wacht niet tot ze optrekken naar Parijs. Hij trekt met een groot Frans leger naar de Zuidelijke Nederlanden. Vlakbij Brussel, op de uitgestrekte velden bij Waterloo, vindt de grote slag plaats. Het geluk is niet langer met Napoleon. Hij wordt in Waterloo volledig verslagen. Napoleon wordt gevangen genomen. Hij moet zijn verdere leven doorbrengen op een eilandje, heel ver weg. Mét bewakers. Daar is hij zes jaar later eenzaam gestorven.