Een mannetjeskrekel lokt een wijfje en paart er mee. Na de paring legt het wijfje haar eieren in de grond. Uit de eieren komen larven, die een paar keer vervellen. Na de laatste vervelling is de krekel volwassen.
Een krekelman heeft succes. Een vrouw heeft zijn geluid gehoord en komt erop af. Eerst draaien ze nog wat om elkaar heen. Pas als ze weten wat ze aan elkaar hebben, paren ze.
De man wurmt zich onder de vrouw. Ze drukken hun achterlijven tegen elkaar. Een paring duurt vrij lang. Dat is nodig om het mannetje de tijd te geven om zijn sperma in het vrouwtje te brengen. Pas als dat gebeurd is stopt de paring en gaan ze beide weer hun gang.
Het vrouwtje zoekt een geschikt plekje om haar eieren te leggen.. Hier kan het. Ze boort een gat met de legbuis aan haar achterlijf. Via deze buis legt ze haar eieren diep in de grond. De eieren zijn groot en wit. Eerst is er niet veel aan te zien. In ei groeit een jonge krekel. De bruine ogen zijn al door de wand te zien. Een ei komt uit. Dat uitkomen duurt een hele tijd. Het jong is nog slapjes en lijkt in de verse verte nog niet op een volwassen krekel.
Het kleintje moet zich helemaal zelf redden. Krekelouders doen geen enkele moeite om hun jongen te helpen bij het uitkomen. Het jong probeert te lopen. De pootjes zijn veel te slap om op te staan.
Al gauw wordt de buitenkant van de jonge krekel hard en donkerder. De pootjes zijn nu stevig genoeg om het gewicht te dragen. Het krekeltje kan nu ook voedsel zoeken. Van dat voedsel groeit hij. Omdat de huid niet meegroeit moet hij af en toe vervellen. Met moeite bevrijdt de krekel zich van zijn oude huid. De nieuwe huid is eerst nog wit, maar wordt al gauw donker. Na een aantal vervellingen is de krekel volwassen en kan zich gaan voorplanten.